Rossem (Maarten van), een vermaard krijgsoverste uit de dagen van Karel V, werd geboren te Bommel, en zag zich in 1538 benoemd tot stadhouder van Friesland, waar hij dapper streed, maar de knevelarijen der Gelderschen niet kon verdragen, zoodat hij zijn ambt nederlegde. Vervolgens werd hij gouverneur van het sticht van Utrecht en maarschalk. In 1528 volbragt hij een stouten togt naar Holland; met 2000 man voetvolk en ruiterij rukte hij onder Oostenrijksche banier langs Montfoort en Woerden naar ’s Gravenhage. De bezetting van Leiden liet hem uit onwetendheid voorbijtrekken tot Voorschoten, waar hij eenige huizen in brand stak.
Voorbij Rijswijk door het Haagsche Bosch getrokken, deed hij de Geldersche vaandels ontrollen en bestormde het vlek. Hier was de ontsteltenis zoo groot, dat men naauwelijks zich in staat bevond, iets te bergen. Het Hof werd door de Gelderschen ingenomen, maar niet geplunderd. Vele woningen echter werden eene prooi der roofzuchtige krijgsknechten, en men kocht de verdere plundering af voor 20000 gulden, waarna de met buit beladene bende naar Utrecht terugkeerde. In 1542 deed van Rossem een inval in Antwerpen, plunderde onderscheidene dorpen in de Meijerij en veroverde het kasteel Hoogstraten bij verdrag, terwijl hij den prins van Oranje in eene hinderlaag lokte en tot den terugtogt naar Antwerpen dwong. Ook van Rossem trok derwaarts en eischte de stad op, doch daar hij niet voorzien was van geschut, moest hij eerlang aftrekken. De Gelderschen plunderden nu in Brabant, maar werden vóór Leuven zoo ernstig afgewezen, dat zij naar Luxemburg trokken, om zich aldaar met het Fransche leger te vereenigen. Gedurende den oorlog van Willem, hertog van Cleef en Gulik, tegen Karel V, onderscheidde zich van Rossem door stoute ondernemingen.
Nog in 1542 dreigde h(j Holland met een inval, waarvan vele steden zich vrijkochten. In het volgende jaar verbrandde hij eenige dorpen in Luxemburg, trok daarna met 25 vendels voetvolk en 1200 ruiters naar Amersfoort, dat zich bij verdrag overgaf, en deed daarna opnieuw de Meijerij uitplunderen. Weldra trok Karel V met 36000 man voetvolk en 8000 ruiters naar Gelderland, zoodat Willem zich haastte afstand te doen van dit gewest. Van Rossem schaarde zich daarop aan de zijde des Keizers, wien hij gedurende vele jaren gewigtige diensten bewees. In 1551 werd hij naar Mechelen gezonden, om er troepen te verzamelen, en terwijl Hendrik II het volgende jaar een inval deed in Luxemburg, waar van Rossem gezag voerde als gouverneur, hield laatstgenoemde op eene vreeselijke wijze huis in Lotharingen en Champagne. In 1555 werd van Rossem in het Keizerlijk leger bij Givet aangetast door de pest; hij kon nog naar Antwerpen vervoerd worden, maar overleed kort daarna Hij is een type van een onversaagd, maar tevens wreed en gewetenloos bendehoofd uit den aanvang van den nieuweren tijd.