Reigersberch (Maria van) of Reygersbergh, de vermaarde gemalin van Hugo de Groot (zie aldaar), was gesproten uit een aanzienlijk geslacht en geboren te Veere den 7den October 1589. Reeds op 20-jarigen leeftijd trad zij in het huwelijk met de Groot en stond hem tevens, als eene kloeke echtgenoote, met raad en daad ter zijde. Zij wist zich in de aanzienlijkste kringen met gemakkelijkheid te bewegen en deelde met haren man den kerker op Loevestein. Veel verdriet had zij van hare kinderen.
Van de zeven daalden drie reeds vroeg ten grave, en van de overgebleven 3 zonen werden 2 door een trouweloozen kamerdienaar in een bosch bij Magdeburg verraderlijk vermoord. Hare dochter huwde met den burggraaf de Mombas, en zij bevond zich te Delft ten huize van dezen, toen zij de tijding ontving van het overlijden van haren echtgenoot. Zelve stierf zij aldaar den 19den April 1653. Talrijke brieven van hare hand zijn bewaard gebleven en door Scheltema, Stolker, Schotel en Vollenhoven in het licht gezonden.
