Quietismus, afkomstig van het Latijnsche woord quies (rust), is de naam van eene mystiek-godsdienstige rigting, afkomstig van den Spaanschen priester Molinos.
In plaats van de uitwendige godsvereering der Jezuïeten en Dominicanen eischte hij in zijn „Guida spirituale (1675)” eene afdaling des geestes in het stil gebed, eene volkomen lijdelijke rust der ziel, waarin deze zich geheel overgeeft aan de goddelijke leiding, en vernietiging van het zelfstandig leven des geestes, om zich als het ware op te lossen in God. Dat boek werd in onderscheidene talen overgebragt en door vele geschriften van dergelijke strekking gevolgd. Zelfs aan het Hof van Lodewijk XIV werd die rigting gevolgd door Jeanne Marie Bouvier de la Mothe-Guyon, die deswege in den kerker werd geworpen. Fénélon nam haar in bescherming in zijne „Explication des maximes des Saints sur la vie intérieure (1697)” maar Bossuet zorgde in 1699 voor het uitvaardigen van eene Pauselijke Breve, waarin 23 stellingen uit het boek van Fénélon als dwaalbegrippen werden veroordeeld. Daar Fénélon zich hieraan onderwierp, kwam het quietismus in vergetelheid.
In ons Vaderland vinden wij die rigting vertegenwoordigd door Labadie en Anna Maria van Schurman, — voorts in Zeeland door Pontiaan van Hattem, wiens volgelingen nog in 1780 een genootschap van Quietisten zochten op te rigten onder de leiding van den zeilmaker Paulus de Wind. Die vereeniging is weldra echter verdwenen.