Onder dezen naam vermelden wij:
Pharnaces, koning van Pontus en grootvader van den vermaarden Mithridates VI. Hij veroverde in 182 vóór Chr. de stad Sinope, waar hij zijn zetel vestigde, en deed in dat jaar ook een inval in het gebied van Mûmenes, koning van Pérgamus en een bondgenoot der Romeinen, maar werd door de koningen van Bithynië en Cappadocië, bijgestaan door Romeinsche hulptroepen, aangetast, zoodat hij onder harde voorwaarden den vrede moest sluiten (179). Hij overleed waarschijnlijk in 156.
Pharnaces II, een zoon van koning Mithridates VI en dus een achterkleinzoon van den voorgaande. Hij ontving in 63 vóór Chr. van de Romeinen tot loon van het door zijn vader gepleegde verraad een aanzienlijk gebied aan de Bósporus ten geschenke, maakte gebruik van den burgeroorlog tusschen Caesar en Pompejus, om zich van Klein-Arménië en Cappadocië meester te maken en versloeg Cn. Domitius Calvinus bij Nicópolis, maar werd door Caesar bij Zela (2 Augustus 47) zoo volkomen ten ondergebragt, dat de overwinnaar de bekende woorden naar Rome kon schrijven: „Veni, vidi, vici (Ik kwam, zag en overwon)”. Pharnaces nam de vlugt naar zijn rijk, alwaar hij weldra in een veldslag tegen zekeren Asander, die tegen hem was opgestaan, het bewind en het leven verloor.