Perth of Perthshire, een graafschap in Midden-Schotland, is door de graafschappen Inverness en Aberdeen in het noorden, Forfar en Fife in het oosten, Kinross, Clackmannan en Stirling in het zuiden en Dumbarton en Argyle in het westen omsloten, en telt op 1221/3de geogr. mijl 128000 inwoners (1871). Laag- en hoogland wisselen er elkander af. Aan de zuidoostelijke grenzen verheffen zich de Ocbill-Hills (717 Ned. el hoog) en in het noorden de Sidlaw-Hills (252 Ned. el). Eene vruchtbare dalvlakte (Strathmore) scheidt deze heuvelstreek van de Schotsche Hooglanden, die zich met steile wanden verheffen.
In het zuidoostel|jk gedeelte van dit hoogland heeft men den Ben Voirlich (970 Ned. el hoog), aan de westelijke grenzen den Ben More (1181 Ned. el) en tusschen de Tay en eene harer zijrivieren den Ben Lawers (1215 Ned. el). De bergen zijn er meestal kaal of met heide begroeid. Het rijk der delfstoffen levert er lood en steenkolen, en men heeft er vele minerale bronnen. De voornaamste rivier is er de Tay, die aan de westelijke grenzen van het graafschap ontspringt, onderscheidene zijrivieren ontvangt en beneden Perth zich uitstort in de Noordzee. Daarenboven heeft men er onderscheidene andere rivieren en talrijke meren, onder welke zich Loch Ericht, Loch Rannoch, Loch Dochart, Loch Katrine en vooral het bekende Loch Lomond door grootte en door prachtige oevers onderscheiden. Het klimaat is er verschillend, maar in het algemeen zeer gezond. Het vruchtbaarste gedeelte van het graafschap is Carse of Gowrie aan den noordelijken oever van de Firth of Tay.
De voornaamste bronnen van bestaan zijn er landbouw en veeteelt. Van de oppervlakte is ruim 24% bouwland, 4% weiland en 41/2% bosch. In 1876 waren er bijna 14000 paarden, 80000 runderen, 659000 schapen en 9600 zwijnen. De nijverheid levert er linnen, laken en wollen goederen. Men heeft er onderscheidene spoorwegen, en één van deze overschrijdt het Grampian-gebergte langs een pas ter hoogte van 453 Ned. el. Hier en daar vindt men er overblijfselen uit de Heidensche oudheid.
De evenzoo genoemde stad, de hoofdplaats van het graafschap, ligt op den regter oever van de Tay, die er bevaarbaar is voor schepen van 100 ton, terwijl hare beide zoomen door eene brug ter lengte van 274 Ned. el verbonden zijn. Zij is het vereenigingspunt van verschillende spoorwegen, heeft 15 kerken, een graafschapsgebouw in Griekschen stijl, eene hoogeschool, eene Latijnsche school, eene boekerij, muséa voor oudheden en natuurlijke historie, een schouwburg, een krankzinnigengesticht, een hospitaal, onderscheidene geleerde genootschappen enz. Ook verheffen er zich standbeelden van Walter Scott en van prins Albert. Het aantal inwoners bedraagt er bijna 27000. De zalmvisscherij verkeert er in een bloeijenden toestand, maar de handel is er van weinig belang. Ten oosten van Perth, aan de Tay, ligt het kasteel van graaf Mansfield op de plaats, waar zich te voren het paleis Scone verhief, waar de Koningen van Schotland werden gekroond, terwijl de pretendent Karel Eduard er nog in 1745 met zijn Hof vertoefde. Men meent, dat Perth door de Picten is gesticht. In 1210 werd deze stad door koning Willem versterkt, en men beschouwde haar als de hoofdstad van Schotland.
Nog belangrijker werd zij ten tijde van Eduard I van Engeland, omdat naar zijn bevel de Afgevaardigden daar ter plaatse vergadering moesten houden. Robert Bruce veroverde haar in 1311 en deed hare vestingwerken sloopen, die echter door Jacob II werden hersteld. In 1559 deed Knox er de Hervorming een aanvang nemen. In 1600 had er in het paleis der graven van Gowrie de naar deze genoemde zamenzwering plaats met het doel om koning Jacob VI te vermoorden, en in 1611 werden er de „Artikels van Perth” ontworpen. Na den slag van Tibbermoor (1644) werd de stad door den markies van Montrose belegerd, in 1651 door Cromwell ingenomen en voorzien van eene citadél. In 1715 maakte de graaf van Marr zich van de citadél meester en behield haar als wapenplaats, totdat de hertog van Argyle de opstandelingen verdreef. Toch viel in 1745 de stad nogmaals in handen van dezelfde partij.