Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Peiho

betekenis & definitie

Peiho (De), Paiho of Pe-ho (Witte Rivier) is de naam eener rivier in het noordoosten van China. Zij ontspringt aan de grenzen van Mongolië, stroomt zuidoostwaarts op een afstand van 20 Ned. mijl langs Peking, ontvangt verschillende zijrivieren en stort zich uit in de Golf van Petsjili. Hoewel zij niet tot de groote rivieren behoort, is zij van veel belang voor het verkeer met Peking en tevens een gedeelte van den merkwaardigen waterweg naar Siberië, daar de thee, van middenChina op de Jan-tse-Kiang ingescheept, van haren mond naar dien der Peiho vervoerd, en daarna in platboomde vaartuigen over een afstand van 116 Ned. mijl tot aan Toengtsjeoe gebragt wordt.

Aan haren mond, bij Takoe, zijn ter beveiliging der hoofdstad sterke vestingwerken aangelegd, welke den 25sten Junij 1859 door de Engelsche troepen werden bestormd. Later heeft men die forten nog sterker gemaakt en met zwaar geschut gewapend, terwijl men tevens den riviermond door torpedoschepen in staat van verdediging heeft gebragt.

Peil Peil noemt men een vast punt, waartoe hoogte-afmetingen worden teruggebragt. Men denkt een horizontaal vlak door dat punt en bepaalt de hoogte van punten boven of beneden dat peilvlak door de lengte der loodlijnen, welke men uit de punten op dat vlak kan laten vallen. Zulk een peil komt te pas bij het aanleggen van werken. Ook voor de Nederlandsche rivieren is een bepaald peil, namelijk het Amsterdamsch Peil (A. P.) aangenomen, hetwelk eene vergelijking van waterhoogten op verschillende punten mogelijk maakt.

Op kleine rivieren is de hoogste stand, waartoe het water door het sluiten der sluisdeuren mag klimmen, gewoonlijk aangewezen door een teeken, dat men pegel noemt. Bij de groote rivieren is hier en daar eene peilschaal aangebragt, waarop Amsterdamsch peil het nulpunt vormt, terwijl men daarop kan aflezen, hoeveel Ned. duim het water zich boven of beneden dat nulpunt bevindt. — Peilen doet de zeeman, wanneer hij de rigting, waarin hij een voorwerp ontwaart, door middel van het kompas (peilkompas) zoekt te bepalen. Hij peilt bijv. de zon, dat wil zeggen: hij bepaalt haar azimuth, — hij peilt een vuurtoren, namelijk hij bepaalt den hoek, dien eene van het kompas derwaarts getrokkene lijn met het magnetisch noorden maakt. Neemt men op die wijze twee voorwerpen waar, dan geeft men aan deze handeling den naam van kruispeiling. Het schip bevindt zich in het snijpunt der beide rigtingen, zoodat men daardoor zijne plaats aanstonds op de kaart kan aanwijzen. — Ook aan het meten der diepte van een water door middel van een peilstok of van het peillood geeft men den naam van peilen.

< >