Palawan, een Oost-Indisch eiland tusschen de Chinésche Zee en de Zee van Mindoro, ten noordoosten van Bornéo, heeft eene oppervlakte van 266 geogr. mijl, eene langwerpige gedaante, zich van het noordoosten naar het zuidwesten uitstrekkend, en is aan de kusten vlak, maar in het binnenland bergachtig, boschrjjk en mild besproeid. Het klimaat is er warm en ongezond, maar de bodem zeer vruchtbaar. In de bosschen leven er stekelzwijnen, eekhoorntjes, vliegende apen, tortelduiven, papegaaijen enz., en men verbouwt er maïs, yams, muskaatnoten enz., terwijl de bodem er goud en ijzer oplevert. De bevolking bestaat uit Maleijers en telt 28000 zielen.
Het noordelijk gedeelte van dit eiland is in het bezit der Spanjaarden, en deze hebben er eenige kleine volkplantingen en de versterkte havenplaats Taytay. In het zuidelijk gedeelte, staande onder de heerschappij van den Sultan van Soeloe, wonen inboorlingen en Maleische zeeroovers. Tot laatstgenoemd gedeelte behoort ook het eiland Balabak, aan het zuidelijk uiteinde van Palawan gelegen en ruim 6 geogr. mijl groot.
