Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Ohm

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Georg Simon Ohm, een verdienstelijk natuurkundige. Hij werd geboren den 16den Maart 1787 te Erlangen en zag zich benoemd in 1817 tot leeraar in de wis- en natuurkunde aan het gymnasium te Keulen, in 1826 aan de militaire school te Berlijn, in 1833 tot directeur der polytechnische school te Nürnberg, in 1849 tot buitengewoon en in 1852 tot gewoon hoogleeraar in de natuurkunde te München, en hij overleed aldaar den 7den Julij 1854. Van zijne geschriften vermelden wij: „Die galvanische Kette, mathematisch bearbeitet (1827)”, — „Beiträge zur Molekularphysik (1849)”, — „Erklärung aller in einachsigen Krystalplatten zwischen gradlinig polarisirten Licht wahrnehmbaren Interferenzerscheinungen (1852—1853)” — en „Grundzüge der Physik (1854)”.

Van hem is de merkwaardige Wet van Ohm afkomstig. Daaromtrent zij het volgende voldoende: De electromotorische kracht is de kracht, welke op de aanrakingsplaats van 2 heterogene geleiders de electriciteiten scheidt en in tegenovergestelde rigtingen voortstuwt. Hoe grooter deze kracht is, des te grooter zal ook in de ongeslotene galvanische keten de spanning aan de polen zijn en in dezelfde verhouding groeit ook de sterkte van den stroom, namelijk de hoeveelheid electriciteit, welke langs de gesloten keten stroomt.

Daarenboven is de sterkte van den stroom afhankelijk van het bedrag van den tegenstand in de keten en in den geleidingsdraad, die de polen vereenigt. De naauwkeurige uitdrukking voor deze verhoudingen vindt men in de wet van Ohm, welke aldus luidt: De sterkte van den stroom is regtstreeks evenredig aan de electromotorische kracht en omgekeerd evenredig aan den weêrstand. Is E de electromotorische kracht, L de weêrstand in de geleidende ligchamen en S de sterkte van den stroom, dan heeft men: . Deze formule is van groot belang, omdat men daarmede den invloed berekenen kan, dien de vermeerdering der elementen eener kolom of de grootere afmeting der afzonderlijke elementen onder verschillende omstandigheden heeft. Is e de electromotorische kracht van een enkel element van Volta, l de weêrstand, dien de geleiding in het element ondervindt, is l' die, welke in den geleidingsdraad werkt, en eindelijk s de daarmede overeenkomende sterkte van den stroom, dan is . Verbindt men nu n zulke elementen tot eene kolom en sluit men deze met denzelfden geleidingsdraad , dan is de electromotorische kracht = ne, de weêrstand in de elementen nl en de nieuwe sterkte van den stroom . Is nu l' zeer klein in vergelijking van l, zoo kan men dat bedrag verwaarloozen, en men verkrijgt voor het eerste geval , en voor het tweede of . Hieruit blijkt alzoo, dat bij een zeer geringen weêrstand in den geleidingsdraad — gering in vergelijking met den weêrstand van één element — er geene vermeerderde sterkte van den stroom ontstaat bij eene vermeerdering van het aantal elementen. Is daarentegen l' zeer groot, dan zal ook s' des te grooter worden in verhouding tot s, naar gelang het aantal elementen grooter is.

Vergroot men de oppervlakte der elementen door n elementen niet op of achter elkander te plaatsen, maar in hetzelfde vlak naast elkander te leggen en met elkander te verbinden, dan wordt de electromotorische kracht niet vermeerderd, maar de weêrstand n-maal kleiner, alzoo = . Men verkrijgt derhalve of . Is nu l' zeer klein in verhouding tot l, dan ziet men, dat eene vergrooting der oppervlakte eene vermeerdering der sterkte van den stroom moet veroorzaken. — De Wet van Ohm leert ons voorts, op welke wijze bij een gegeven sluitingsdraad een gegeven aantal elementen van Volta gedeeltelijk naast, gedeeltelijk achter elkander geplaatst en verbonden moet worden, om de grootst mogelijke sterkte van den stroom te verkrijgen. Men verkrijgt namelijk een maximum van sterkte, wanneer de wezenlijke weêrstand (die welke in het element plaats grijpt) gelijk is aan den weêrstand in den sluitingsdraad. Ook stelt die wet ons in de gelegenheid om het geleidend vermogen van verschillende geleidende stoffen te meten en met elkander te vergelijken. Als eenheid wordt daarbij — op voorstel van Siemens — gewoonlijk aangenomen de weêrstand eener kwikkolom ter lengte van 1 Ned. el met eene doorsnede van 1 Ned. streep bij 0°C.

Martin Ohm, een verdienstelijk wiskundige en een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Erlangen den 6den Mei 1792 en zag zich in 1811 toegelaten als privaatdocent aan de universiteit aldaar; voorts aanvaardde hij in 1817 de betrekking van leeraar aan het gymnasium te Thorn, vertrok vervolgens als privaatdocent naar Berlijn, werd er in 1824 buitengewoon, in 1839 gewoon hoogleeraar, desgelijks aan de militaire school, was van 1849 tot 1852 lid van de Pruissische Tweede Kamer, en overleed den 1sten April 1872. Hij heeft een groot aantal uitstekende leeraren in de wiskunde gevormd, en van zijne geschriften vermelden wij: „Versuch eines volkommen consequenten Systems der Mathematik (1822—1859, 9 dln; 2de druk, dl 1—3, 1853, 1854)”, — „Lehrbuch für den gesammten mathematischen Elementarunterricht (1836; 5de druk, 1856)”, — „Lehrbuch der Mechanik (1836—1838, 3 dln)”, — „Lehrbuch der gesammten höhern Mathematik (1839, 2 dln)”, — en „Geist der mathematischen Analysis (1842)”.

< >