Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Odessa

betekenis & definitie

Eene arrondissementshoofdstad in het Russische gouvernement Cherson, eene belangrijke haven- en handelsplaats der Zwarte Zee, ligt 40 Ned. mijl ten noorden van den mond der Dnjestrliman en omgeeft de zuid-westelijke zijde der Baai van Odessa. Zij verheft zich op eene westwaarts in eene dorre steppe overgaande hoogvlakte, welke, hier en daar van waterbevattende kloven (balki) doorsneden, met steile wanden afdaalt naar zee. Odessa bestaat uit de eigenlijke stad, 3 voorsteden en 2 nabijgelegene gehuchten. Daarenboven omvat het stadsgebied een 18-tal dorpen, welke te zamen eene wijk vormen.

Men vindt te Odessa 206 straten, 22 openbare pleinen, een volkstuin en 183000 inwoners (1875), waaronder zich bijna 11000 militairen bevinden, zoodat zij op grond van het zielental de derde stad des rijks is. Behalve Russen vindt men er Duitschers, Franschen, Italianen, Eugelschen, Grieken, Arnauten, Roemeniërs, Roethenen, Serben, Boelgaren, Polen, Tzechen, Armeniërs, Tartaren, Israëlieten en Karaïeten. Zij is de zetel van den aartsbisschop van Cherson en Odessa, van een stadsgouverneur, van een hooggeregtshof voor Zuid-Rusland, van andere regtbanken, van consuls van alle handeldrijvende Staten van Europa en Amerika enz.

Het voorkomen van Odessa bewijst, dat zij als koopstad nog in een tijdperk van ontwikkeling verkeert, terwijl zij daarenboven iets Oostersch heeft. Naast hooge gebouwen in modernen stijl, tot sierlijke winkelhuizen ingerigt, verheffen nich lage, bont beschilderde woningen met morsige binnenpleinen, — naast het smaakvolle rijtuig ontwaart men er de eenvoudige drosjke, den ossenwagen en de gebrekkige povoska, met kleine paarden bespannen, — naast het modegewaad van het Westen ziet men er den fez en de fustanella der Grieken, de muts van schapenvel en den vilten mantel der Boelgaren, den vuil-vilten kaftan van den Poolschen Jood en den bonten gordel van den Italiaanschen matroos. Men kan Odessa alzoo beschouwen als het aanrakingspunt van het Oosten en het Westen. Er zijn 28 orthodoxe (Grieksehe) kerken, eene R. Katholieke, eene Engelsche, eene Hervormde, eene Engelsch-Presbyteriaansche en eene Armenische, een bedehuis der Roskolniken, 2 kloosters, 2 Israëlietische synagogen, enz.

Tot de bezienswaardige gebouwen belmoren er: de hoofdkerk, welke 5000 menschen kan bevatten, in 1802 gesticht en in 1849 voltooid, met een fraaijen koepel, eene zware klok, het praalgraf van Woronzow en eenige uitmuntende altaarstukken, — de Troizki-kerk met het praalgraf van den in 1826 door de Turken vermoorden patriarch van Constantinopel, Gregorius V, en de prachtige R. Katholieke Kerk met het praalgraf van graaf Langeron, — voorts de beurs met eene ruime zaal en een met zuilen versierden gevel, de universiteit met eene boekerij van 43000 deelen, eene sterrewacht, een physisch-meteorologisch kabinet, een scheikundig laboratorium, een mineralogisch kabinet, eene kruidkundige en eene zoölogische verzameling, enz., — het stadsziekenhuis, — het Palais Royal met fraaije tuinen en fonteinen, — het geschied- en oudheidkundig musénm met vele standbeelden, gereedschappen en wapens van vroegeren en lateren tijd, — en de Sabanski-kazerne.

De stad is zeer regelmatig aangelegd, zoodat de meeste straten elkander regthoekig kruisen; zij zijn veelal 34 Ned. el breed en van met boomen beplante voetpaden voorzien. De langste straat heeft eene lengte van 3 Ned. mijl, en vele zijn slechts weinig korter. Het plaveisel en de kanalen zijn er in den jongsten tijd aanmerkelijk verbeterd, en sedert 1873 wordt zij door eene waterleiding van uitmuntend drinkwater voorzien. Tot de meestbezochte wandelplaatsen behoort er de Primorski-Boulevard langs de zee; hier verheffen zich schoone gebouwen, en men heeft er een prachtig uitzigt. In het midden van dit boulevard verheft zich het standbeeld van den hertog de Richelieu en daartegenover kan men langs een breeden trap van 200 treden in zee afdalen. In den winter evenwel bepalen zich de wandelaars tot de straat De Ribas. Tot de plaatsen van uitspanning behoort de volkstuin, alsmede buiten de stad, aan den oever der zee, de villa van graaf Grocholski. De voornaamste pleinen zijn: het Ssaborplein met het standbeeld van vorst Woronzow, het Catharina-plein, het Alexanderprospect, allen met parken en fonteinen versierd, alsmede het schouwburgplein.

Tot de inrigtingen van onderwijs te Odessa behooren: het lycéum-Richelieu, gesticht in 1817, doch in 1865 herschapen in eene Keizerlijk-Russische universiteit, met 352 studenten (1875), — een geestelijk seminarium, 4 gymnasia, waaronder één voor meisjes, 2 progymnasia, eene reaalschool, eene arrondissementsschool, 24 volksscholen en een groot aantal bijzondere scholen, waaronder 9 kostscholen voor meisjes, — wijders eene school voor onderofficieren, eene handelsschool, 2 muziekscholen en eene Israëlietische ambachtschool. Men heeft er onderscheidene schouwburgen en een groot aantal genootschappen voor kunst, wetenschap en weldadige oogmerken. Tot de inrigtingen van weldadigheid behooren: Het stadsziekenhuis met 1200 bedden, het Israëlietisch ziekenhuis met 120 bedden, het armenhuis, het weeshuis, het asyl voor gebrekkige vrouwen enz. Men heeft er 10 boekverkoopers, onderscheidene drukkerijen, eene openbare boekerij met 30000 deelen, en er verschijnen thans (1877) vijf dagbladen.

De nijverheid heeft er zich in den laatsten tijd krachtig ontwikkeld. In 1874 waren er 166 fabrieken met 3715 werklieden. De belangrijkste voortbrengselen zijn er: meel, stijfsel, zeep, mout, bier, brandewijn, likeuren, zwavelzuur, verfstoffen, voorwerpen van gegoten ijzer, machines, huisraad, piano’s en rijtuigen. De liman van Odessa levert voorts veel zout. De handel is er in de laatste 20 jaren sterk toegenomen, vooral de handel in graan. Men verscheept er: tarwe,rogge,maïs gerst, haver, erwten en lijnzaad, — voorts , meel, wol, talk, zeep, huiden, spiritus en: duigen, terwijl er thee, koffij, rijst, katoen, tabak, olijvenolie, papier, ijzer, vruchten, wijn, leder, manufacturen, kleederen en schoenen worden ingevoerd. De in- en uitvoer te zamen hadden in 1874 eene waarde van bijna 94 millioen roebels. Dat bedrag was in de beide voorgaande jaren nog aanzienlijker, maar de handel heeft er geleden door een slechten oogst en door de geldcrisis.

De haven van Odessa bestaat uit 2 afzonderlijke havenkommen, doch sedert 1868 wordt eene derde, veel grootere haven gebouwd, die bij eene lengte van 1000 Ned. el eene gemiddelde breedte van 600 Ned. el zal bezitten. De havens zijn met den spoorweg door een zijtak verbonden, en het aantal uitgezeilde en binnengevallen zeeschepen bedroeg in 1874 ruim 1100, meest stoombooten van en naar Engeland, Rusland, Oostenrijk,Italië,België, Duitschland enz. De kustvaart werd er gedreven met 1530 stoombooten en 1088 zeilschepen. Eene groote reederij onderhoudt er het stoomboot- en scheepvaartverkeer met alle koopsteden in de Zwarte Zee en de Zee van Azow, alsmede aan de daarin uitloopende rivieren, voorts met de voornaamste havens in de Middellandsche Zee, in Indië en China, terwijl andere maatschappijen stoombooten zenden naar Triest, Marseille, Amsterdam, Antwerpen, Huil enz. Voorts ontbreekt het er niet aan banken, verzekeringsmaatschappijen enz.

Tegen het einde der 18de eeuw verhief zich op de plaats, waar zich thans Odessa bevindt, een Tartaarsch dorp, en waar nu de boulevard zich uitstrekt, stond een Turksch kasteel, hetwelk in 1789 stormenderhand door de Russen werd ingenomen. Wegens zijne gunstige ligging begon dat dorp zich weldra te ontwikkelen tot eene belangrijke stad, welke in 1794 op last van Catharina II den naam van Odessa ontving. Onder het bestuur van den eersten gouverneur, de Ribas, werd er een fort gebouwd ter beveiliging van de reede; in 1795 werd er eene haven aangelegd en de stad tot eerste oorlogshaven van de Zwarte Zee verheven. Later evenwel werden de marine-inrigtingen naar Nicolajew, doch de zetel van den gouverneur-generaal van Nieuw-Rusland naar Odessa verplaatst. De betrekking van laatstgenoemde is evenwel in 1874 opgeheven.

Van 1811—1857 bestond te Odessa vrijdom van inkomende regten, en dit werkte niet weinig mede tot den bloei der stad. Ook de Krim-oorlog heeft haar geen nadeel gedaan, hoewel zij den 10 April 1854 door de voorbijzeilende Engelsche vloot beschoten werd. Odessa verkreeg voorts eene treurige vermaardheid door de cholera, die er bij herhaling uitbarstte en in 1866 vandaar zich uitbreidde naar Duitschland, alsmede door de onmenschelijke vervolgingen der Israëlieten in 1859 en 1871. Sedert 1866 zijn bij Odessa een aantal kustbatterijen aangelegd, om de stad tegen een aanval van de zeezijde te beveiligen.

< >