Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Nooddoop

betekenis & definitie

Nooddoop. In de R. Katholieke Kerk, waar men het ontvangen van den Christelijken doop onmisbaar acht ter zaligheid, heeft, bij onmiddellijk levensgevaar van een ongedoopte, ieder, hetzij man of vrouw, Christen of niet-Christen, niet alleen de vrijheid om aan den zoodanige den doop toe te dienen, maar is daartoe verpligt. De Kerk heeft bepaald, wie de eerst bevoegde is tot die toediening, alsmede of een kind gedurende de geboorte kan en moet gedoopt worden, en in welke gevallen zulk een doop, als onvoldoende, later door den geestelijke moet worden herhaald.

Zulk een doop noemt men een nooddoop. Ook Luther keurde dien niet geheel af, doch hij is bij de Protestanten geheel in onbruik geraakt.

< >