Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Menzel

betekenis & definitie

Menzel, onder dezen naam vermelden wij:

Karl Adolf Menzel, een Duitsch geschiedschrijver. Hij werd geboren te Grünberg in Neder-Silézië den 7den December 1784, studeerde te Halle, werd in 1809 buitengewoon hoogleeraar, in 1814 prorector aan het Elisabethanum te Breslau, alsmede bibliothecaris, in 1824 consistoriaal- en schoolraad, in 1855 emeritus, en overleed den 19den Augustus van laatstgemeld jaar. Van zijne geschriften vermelden wij: „Geschichte der Deutschen (1815— 1823, 8 dln)”, — „Neuere Geschichte der Deutschen von der Reformation bis zur Bundesakte (1826—1848, 12 dln; 2de druk 1854— 1855, 6 dln)”, — „Topographische Chronik von Breslau (1805—1807, 2 dln)”, — „Geschichte Schlesiens (1807—1810 3 dln”, — „Geschichte Friedrichs II (1824—1825, 2dln)”, — en „Zwanzig Jahre preuszischer Geschichte, 1786—1806 (1849)”, terwijl uit zijne nalatenschap nog verscheen: „Religion und Staatsidee in der vorchristlichen Zeit (1872)”.

Wolfgang Menzel, een uitstekend Duitsch letterkundige. Hij werd geboren den 21sten Junij 1798 te Waldenburg in Silézië, ontving zijne opleiding te Breslau en te Berlijn, studeerde te Jena en te Bonn, was in 1820— 1824 eerste leeraar aan de stadsschool te Aarau, en begaf zich in 1825 naar Heidelberg en vervolgens naar Stuttgart, waar hij van 1826— 1848 het letterkundig gedeelte van het: „Morgenblatt” redigeerde, terwijl voorts dat gedeelte onder den naam van „Literaturblatt” onder zijne leiding afzonderlijk verscheen tot in 1869. Sedert 1830 was hij bij herhaling lid der Würtembergsche Standen vergadering, waar hij met Uhland Schott en Pfizer eene krachtige oppositie vormde, maar ook met hen in 1838 het mandaat nederlegde, toen hij zag, dat hunne pogingen vruchteloos waren. Daarna wijdde hij zich onverdeeld aan de studie der fraaije letteren. Hij had zich op dat gebied reeds lang bekend gemaakt door zijne: „Streckverse (1823)”, door zijne bijdragen in de: „Europäische Blättern (1824—1825)”, en door zijn werk: „Die deutsche Literatur (1827, 2 dln; 2de druk, 1836, 4 dln)”. Zijne „Geschichte der Deutschen (1824—1825, 3 dln; 6de druk, 1872—1873)” is bestemd voor het groote publiek en voor leerlingen. De Julijomwenteling wekte zijn afkeer van de Franschen en van de Franschgezinde letterkundigen Heine en Börne, en deze laatste vergold dien met zijn geschrift: „Menzel, der Franzosenfresser (1837)”. Voorts leverde Menzel eene: „Geschichte Europa’s von 1789—1815 (1853, 2 dln; 2de druk 1866)” en „Geschichte der letzten 40 Jahre (1857, 2 dln; 3de druk 1865)”, die getuigenis geven van zijne monarchale beginselen — voorts: „Die letzten 120 Jahre der Weltgeschichte 1740—1860 (1860, 6 dln)”, — „Allgemeine Weltgeschichte (1862— 1863, 12 dln, in nog 4 dln tot 1870 voortgezet)”, — „Preuszen und Oesterreich im Jahr 1866 (1866)”, — „Der deutsche Krieg im Jahr 1866 (1867, 2 dln)”, — „Unsere Grenzen (1868)”, — „Die vorchristliche Unsterblichkeitslehre (1869, 2 dln)”, — „Was hat Preuszen für Deutschland gethan ? (1870)”, — „Geschichte des französischen Kriegs von 1870 (1871, 2 dln)”, — „Kritik des modernen Zeitbewustseins (1869; 2de druk 1873)”, —„Roms Unrecht (1871)”, — „Geschichte der neuesten Jezuitenumtriebe in Deutschland (1873)”, — en eindelijk gedichten, reisbeschrijvingen enz. hij overleed te Stuttgart den 23sten April 1873. Na zijn dood verschenen nog zijne: „Denkwürdigkeiten (1876)”.

< >