Meerschuim is de naam van eene weeke, ligte, aardachtige delfstof, die veel overeenkomst heeft met speksteen.
Het is ondoorzigtig en zonder glans, maar kan met staal eenigzins gepolijst worden. Het zuigt begeerig vocht op en kleeft alzoo aan de lippen. Zijn soortelijk gewigt is 1,27 tot 1,60, — het is wit, lichtgeel of roodachtig van kleur en bestaat uit 60,87% kiezelzuur, 27,80% talk- of bitteraarde, 11,27% water en 0,09% ijzeroxyde en aluinaarde. Het komt voor in Moravië, de Krim, Spanje, Griekenland en Klein-Azië. Bij het uitgraven is het zoo week, dat het met messen gesneden kan worden. Men vervaardigt daarvan vooral pijpekoppen. Als deze tweemaal in vet en eenmaal in was gekookt worden, rooken zij door, namelijk de onderste helft wordt dan door den tabaksdamp bruin en de bovenste wit. Kookt men den kop in olie (oliekop), dan wordt hij door het rooken overal bruin en geel gemarmerd.