Meerman (Johan), heer van Vuren en Dalem, een verdienstelijk Nederlandsch letterkundige en een zoon van Gerard Meerman (schrijver der „Origines Typographicae”), werd geboren te 's Gravenhage den 1sten November 1753, studeerde en promoveerde te Leiden in de regten, deed daarna eene reis door Engeland, Schotland, Ierland, Frankrijk, Zwitserland en Italië, en zag zich in 1794 door Leiden afgevaardigd naar de Staten-Generaal.
Afkeerig van de omwenteling van 1795, onttrok hij zich aan alle openbare aangelegenheden en volbragt een togt door het oosten en noordoosten van Europa. In 1800 werd hij door aankoop eigenaar van een handschrift van Hugo de Groot, bevattende het 3de boek van diens: „Vergelijking der Gemeenebesten”, hetwelk hjj in 1801 met eene vertaling in het licht deed verschijnen. Koning Lodewijk benoemde hem tot kamerheer, belastte hem met gewigtige zendingen en verhief hem tot directeur-generaal van kunsten en wetenschappen. Na de inlijving van Nederland in het Keizerrijk werd Meerman senator en vestigde zich te Parijs, doch bevond zich bij de omwenteling van 1813 weder in zijn Vaderland, en overleed in den Haag den 19den Augustus 1815.
Van zijne geschriften vermelden wij: „Geschiedenis van graaf Willem van Holland, Roomsch Koning (1783—1797, 5 dln)”, — „Berigten omtrent de Pruissische, Oostenrijksche en Siciliaansche monarchieën (1793—1794, 4 dln)”, — „Berigten omtrent het noorden en noordoosten van Europa (1804—1806, 6 dln)”, — en „Klopstock’s Messias, in hexameters met eene narede van den vertaler (1803—1815, 4 dln)”. Zijne kostbare boekerij, na zijn dood onder den hamer gebragt, is gedeeltelijk aangekocht door den geleerden Westreenen van Tiellandt, die zijne bibliotheek enz. aan den Staat heeft vermaakt, waarna zij onder den naam van Muséum Meermanno-Westreenianum te ’s Gravenhage in een huis op de Prinsegracht werd geplaatst.