Marburg, eene académiestad en de hoofdstad der provincie Opper-Hessen van het voormalig keurvorstendom Hessen, ligt op de beide oevers van de Lahn en aan den spoorweg van Cassel naar Frankfort, is de zetel van een provinciaal bestuur, van eenige regtbanken enz. en telt omstreeks 9000 inwoners. Het grootste gedeelte der stad ligt op de terrassen van een naar de rivier af hellenden met een oud kasteel gekroonden berg op den regter en het kleinere met de voorstad Weidenhausen en het station van den Main-Weserspoorweg op den linker oever van de rivier. Twee bruggen verbinden die beide deelen. De stad heeft door hare hooge ligging, hare ouderwetsche kerken en andere gebouwen en hare fraaije omstreken een schilderachtig voorkomen.
Merkwaardig is er de St. Elizabeth’skerk met een groot aantal praalgraven, — alsmede het kasteel. Voorheen was het eene verblijfplaats der landgraven, thans gedeeltelijk eene gevangenis voor zware misdadigers en gedeeltelijk eene kazerne. Het is vermaard als de geboorteplaats van Philippus de Grootmoedige en als de plaats waar het twistgesprek gehouden werd tusschen Zwingli en Luther (1 tot 3 October 1529). Men heeft er voorts, behalve de universiteit, een gymnasium, eene reaalschool, eene ambachtsschool, goede scholen voor de burgers, onderscheidene instellingen van weldadigheid, een natuurkundig genootschap enz.
Ook vindt men er belangrijke pottebakkerijen en looijerijen, terwijl er tevens heelkundige instrumenten en piano’s worden vervaardigd. — In 1227 ontving Marburg van den landgraaf Lodewijk van Thüringen stedelijke regten, en in 1228 werd zij het weduwgoed der landgravin Elizabeth, die reeds in 1231 op 24-jarigen leeftijd stierf en later heilig werd verklaard. Door het stichten eener aan haar gewijde kerk en door het verrijzen van het kasteel des Landgraafs ontwikkelde Marburg zich voorspoedig, zoodat deze stad reeds in 1247 de tweede stad van Hessen en de hoofdstad des lands aan de Lahn was. Van 1458 tot 1499 en van 1567 tot 1604 was zij de residentie der Hessische vorsten, en vooral landgraaf Philippus hield er bij voorkeur zijn verblijf. In den Dertigjarigen Oorlog had zij veel te lijden, en ook in den Zevenjarigen Oorlog werd zij meermalen belegerd. In 1806 en 1809 was zij het tooneel van den opstand der Hessische boeren tegen de Franschen, zoodat laatstgenoemde in 1810 en 1811 de vestingwerken van het kasteel meerendeels in de lucht deden vliegen.
De universiteit te Marburg is door landgraaf Philippus de Grootmoedige den SOsten Mei 1527 gesticht en uit de goederen van opgeheven kloosters rijk begiftigd. Zij was de eerste Protestantsche hoogeschool in Duitschland, en eerst in 1541 werd zij door Karel V erkend. Reeds dadelijk na haar ontstaan bereikte zij een hoogen trap van bloei en grooten roem in geheel Europa. Er kwamen studenten uit Duitschland, Frankrijk, Engeland, Schotland, Zweden en Griekenland. Zij bleef nog bloeijen bij het ontstaan der hoogeschool te Gieszen (1607) tot aan den Dertigjarigen Oorlog. Nadat Hessen-Darmstadt zich in 1625 had meester gemaakt van Marburg, verplaatste het de hoogeschool van Gieszen derwaarts, zoodat er van dien tijd af tot 1650, toen Marburg ingevolge den Vrede van Munster weder tot Hessen-Cassel terugkeerde, slechts ééne Hessische universiteit bestond. Nadat weder te Gieszen eene hoogeschool gesticht was, werd ook die te Marburg in Junij 1653 op nieuw ingewijd.
Zij beleefde een tweede tijdperk van roem in het begin der 18de eeuw, toen de wijsgeer Christian von Wolf aldaar werkzaam was en van alle kanten studenten derwaarts deed stroomen. Thans wordt de universiteit te Marburg gemiddeld bezocht door 300 studenten, die zich meerendeels wijden aan de natuurkundige wetenschappen. De aanzienlijke inkomsten der hoogeschool werken gunstig op hare instellingen. Tot hare prachtige gebouwen behooren: de bibliotheek (met 120000 deelen), het gebouw voor ontleedkunde en de sterrewacht, beide in 1841 verrezen, het gebouw voor kliniek, en vooral het scheikundig laboratorium. Voorts heeft men er een botanischen tuin, eene kraamzaal, een klinisch instituut, een zoölogisch muséum, eene veeartsenijschool, een philologisch seminarium en eene inrigting voor staathuishoudkunde. De lessen worden waargenomen door 34 gewone en 8 buitengewone hoogleeraren en door 8 privaatdocenten.
Marburg is ook de naam van eene districtshoofdstad in het Oostenrijksche hertogdom Stiermarken. Zij ligt op den linker oever van de Drave en aan den Zuiderspoorweg, niet ver van den vermaarden spoorwegtunnel door den Leitersberg, en telt ruim 13000 inwoners.