Macao is eene kleine Portugésche kolonie (slechts 0,56 geogr. mijl groot) op eene zuid-oostelijke landtong van het eiland Hiang-Sjang aan den mond van de Tijger- of Parel-rivier, niet ver van Canton in China. Voorheen behoorde het met de eilanden Solor en Timor in den Oost-Indischen Archipel tot het gouvernement Goa, maar het vormt sedert 1844 een zelfstandig Portugeesch gouvernement. Dit kleine gebied, door een dwars over de landtong loopenden en door Chinésche troepen bewaakten muur van het overige gedeelte des lands gescheiden, heeft met zijne heuvels en dalen eene aangename ligging en tevens een zeer gezond klimaat. Er is eene bevolking van omstreeks 30000 zielen, waaronder zich 5000 Portugézen en andere Europeanen bevinden.
De Chinézen hebben er hunne eigene overheid. Macao is een der merkwaardigste punten van Azië; het was tijdens de heerschappij van Portugal in die streken, waar het reeds in 1563 eene volkplanting stichtte, het middelpunt van den Oost-Aziatischen handel en alzoo de wieg van dien onmetelijken handel, welke zich thans in Hongkong en Canton gevestigd heeft en zich over den geheelen aardbol uitspreidt. — De stad Macao, op gemelde landtong gelegen, is de zetel van een gouverneur en van een R. Katholieken bisschop, die grooten invloed heeft op het bestuur. Er zijn ruime, goed-geplaveide straten, 5 Christelijke kerken, onderscheidene kapellen, kloosters en pagoden, en de bezetting ligt er in 3 forten binnen en nog eenige buiten de stad. Daar de aanzienlijkste gebouwen zich op de helling van een heuvel verheffen, heeft de stad van de zijde der zee een indrukwekkend voorkomen, hoewel ze als koopstad en handelsplaats weinig beantwoordt aan de behoeften van onzen tijd. Wegens het ondiepe water moeten zelfs kleine schepen op aanmerkelijken afstand van de kust voor anker gaan en hunne goederen in jonken overladen. Vóór den oorlog tusschen Engeland en China was Macao eene hoogst belangrijke handelsplaats, omdat zij een tusschenstation vormde van den handel van Canton met Europa. Ook begaven zich de Europésche kooplieden na het sluiten van den handelstijd te Canton, welke slechts een half jaar duurde, steeds naar Macao.
Doch sedert den Vrede tusschen China en Engeland van 26 Augustus 1842, sedert de stichting eener Engelsche kolonie op het eiland Hongkong, 8½ geogr. mijl ten oosten van Macao gelegen, en sedert de grootere inwilligingen der Chinezen met betrekking tot het handelsverkeer, heeft Macao veel van zijne voormalige belangrijkheid verloren, hoewel het vertier, vooral de opiumsmokkelarij, er nog altijd aanzienlijk is. De Engelschen bezaten tot aan de stichting hunner kolonie te Hongkong eene factorij te Macao; aldaar bevond zich toen eene boekerij, een muséum voor natuurlijke historie, een station van het Engelsche Protestantsche zendelinggenootschap , en zelfs eene Chinésche boekdrukkerij. Om den kwijnenden handel op te beuren, werd Macao in 1846 door de regéring van Portugal tot eene vrijhaven verklaard, terwijl men eene belasting legde van 2 gulden elke maand op de handelsvaartuigen, die het verkeer tusschen Macao, Hongkong en Canton onderhielden. Die belasting was oorzaak, dat de Chinésche zeevaarders een aanslag waagden op Macao, maar zij werden met verlies van 17 schepen en 30 personen teruggeslagen. Ook in 1849 ontstond eene botsing tusschen de Portugézen en Chinézen. Op eene hoogte bij de stad Macao vindt men eene grot, alwaar, naar men verhaalt, Camoens zijne „Lusiados” gedicht heeft.