Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Lindanus

betekenis & definitie

Lindanus. Onder dezen naam vermelden wij: . .

David Lindanus of van der Linden, een ZuidNederlandsch letterkundige. Hij werd geboren te Gend in 1570, studeerde in de letteren en werd in 1607 rector van het gymnasium te Dendermonde en in 1622 griffier der stad, welke betrekking hij bekleedde tot aan zijn dood in 1640. Hij was bevriend met onderscheidene geleerde mannen, en zijn borstbeeld is in 1850 te Dendermonde onthuld. Hij schreef: „De homine et ejus instauratione (1609)”, — „De Teneramunda libri III (1612)”, — „Oda Gandensium Poetarum encomiastica”, enz. Onderscheidene van zijne Latijnsche gedichten zijn enkel ten behoeve zijner vrienden gedrukt. Ook leverde hij een Nederlandsch dichtstuk: „De val en opstand van koning David (1620)”. Eindelijk bestaan er eenige handschriften van hem.

Guilelmus Damasus Lindanus of Willem van der Linden Damasz., geboren in 1525 te Dordrecht uit een aanzienlijk geslacht. Hij studeerde te Leuven met grooten ijver in de wijsbegeerte en godgeleerdheid en vertrok vervolgens naar Parijs om zich bekend te maken met de Rabbijnsche schriftverklaringen, doch keerde in 1552 naar Leuven terug waar hij de priesterwijding en het doctoraat in de godgeleerdheid ontving. Nadat hij 3 jaar te Dillingen lessen had gegeven over de Heilige Schrift, ging hij als hoogleeraar naar Leuven en zag zich vervolgens tot hooge waardigheden bevorderd, zooals deken der Hofkanunniken te 's Gravenhage, raadsheer des Konings, vicaris van den bisschop van Utrecht en geestelijke commissaris en kettermeester van Holland, Zeeland en Friesland. Schoon hij zijn ambt als inquisiteur met ernst en naauwgezetheid waarnam, onthield hij zich van ruw geweld. Niettemin was hij na zijne komst in Friesland (1556) weldra in moeijelijkheden gewikkeld met de geestelijkheid, het Hof en de Staten over de uitgebreide magt, welke hg zich aanmatigde. Door hooger staatsgezag gesteund, bewandelde hij echter met onverbiddelijke gestrengheid zijn bloedigen weg en maakte zich hierdoor zoo aangenaam aan het Hof van Spanje, dat hij tot bisschop van Roermond benoemd werd. Schoon reeds in April 1562 als zoodanig door Granvelle gewijd, kon hij eerst 7 jaren later in het wederspannig Roermond zijn zetel in bezit nemen.

Nu toonde hij, dat het hem ernst was met de kerkelijke tucht, doch de loop der gebeurtenissen noodzaakte hem, in 1578 zijn bisdom te verlaten. Hij begaf zich naar Rome, waar Gregorius XIII hem met onderscheiding bejegende, terwijl hij tevens de gunst genoot van den Koning van Spanje. Vervolgens keerde hij naar zijn bisdom terug, deed daarna nogmaals een togt naar Rome, werd in Julij 1588 gewijd tot tweeden bisschop van Gend en overleed in dat jaar in den aan vang van November. Lidanus was een ijverig en geleerd verdediger zijner Kerk. Hij verleende zijne hulp aan den lateren paus Sixtus V bij het uitgeven der werken van Ambrosius, en Caesar Baronius raadpleegde hem omtrent het „Martyrologium”, terwijl Goudhoeven hem (met Erasmus, Hadrianus Junius en Janus Douza) één der vier uitstekendste Latinisten noemt. Van de lange reeks zijner geschriften noemen wij: „De optimo genere interpretandi scripturas (1558)”, — „Tabulae analyticae omnium haeresium hujus saeculi”, — „Panoplia Evangelica (1561)”, — „Stromatum libri III pro defensione concilii Tridentini (1563 en later)”, — „De vera apud Romanos ecclesia (1572)”, — „De modo verae confessionis (1568)”, — „Exhortatio ad Hollandos ut redeant ad Catholicam Christi Ecclesiam (1577)”, — „De apostolico virgin tatis voto (1580)”, — „Labyrinthus Christianus (1583)”, enz., terwijl hij voorts een groot aantal handschriften heeft achtergelaten.

< >