Lette (Wilhelm Adolf), een Pruissisch staatsambtenaar en verdienstelijk landbouwkundige, geboren den 10den Mei 1799 te Kienitz in het arrondissement Soldin in de Neumark, studeerde te Heidelberg, Berlijn en Göttingen in de regten en legde zich tevens toe op de staatswetenschap en de wijsbegeerte. Na het feest op den Wartburg werd ook Lette tot gevangenisstraf veroordeeld. In 1821 trad hij in staatsdienst en zag zich in 1835 bevorderd tot „Oberlandesgerichtsrath” te Posen, voorts in 1840 tot „Oberregierungsrath” te Frankfort, en in 1843 tot „Geheim Oberregierungsrath” en adviseur bij het ministérie van Binnenlandsche Zaken te Berlijn. Te voren en ook nu was hij hoofdzakelijk belast met de regeling van landbouw-aangelegenheden.
In 1845 werd hij voorzitter van het pas gestichte collegie voor zaken van landbouw, terwijl hij tevens de oprigting bevorderde van onderscheidene belangrijke genootschappen. Voorts was hij in 1848 de stichter en leider eener constitutionéle partij te Berlijn. Tot lid der Duitsche Nationale Vergadering gekozen, behoorde hij aldaar tot de Casino-partij. In 1851 werd hij lid van de Tweede Kamer in Pruissen en zag zich vervolgens gedurig herkozen. Dáár was hij inzonderheid werkzaam om de wetgeving met betrekking tot den landbouw te verbeteren.
In 1854 zag hij zich benoemd tot lid van den staatsraad. In 1865 stichtte hij het Lette-genootschap ter bevordering der nijverheid bij het vrouwelijk geslacht, en hij overleed te Berlijn den 3den December 1868. Van zijne geschriften noemen wij: „Beleuchtung der preusz. Eherechtsreform (1842)”, — „Die ländliche Gemeindeund Polizeiverfassung in Preuszens östl. und mittlern Provincen (1848)”, — „Die Gezetzgebung über Benutzung der Privatflüsse zur Bewässerung der Grundstücken (1850)”, — „Die Landesculturgesetzgebung des preusz. Staats (met Rönne, (1853—1854,3 dln)”, — en onderscheidene artikelen in het „Staatslexikon” van Rotteck en Welcker.