Lücke (Gottfried Christian Friedrich), een uitstekend Duitsch godgeleerde, geboren den 23sten Augustus 1792 te Egeln in het land van Magdeburg, studeerde te Halle en te Göttingen en werd alhier repetitor. In 1816 begaf hij zich naar Berlijn, waar hjj zich vestigde als privaat-docent. Hier sloot hjj zich aan bij Schleiermacher zonder tot diens leerlingen te behooren. In 1817 verscheen zijn: „Grundrisz der neutestamentlichen Hermeneutik”.
Hij werd in 1818 buitengewoon hoogleeraar te Berlijn en in den herfst van dat jaar gewoon hoogleeraar te Bonn. In dien tjjd redigeerde hij met Schleiermacher en de Wette het: „Theol. Zeitschrift” en met Gieseler het: „Christl. Zeitschrift”, en leverde: „Ueber das Ansehen der Heiligen Schrift und ihr Verhaltnisz zur Glaubensregel (1827)”. In 1827 vertrok hij als hoogleeraar naar Göttingen, ontving er den titel van „Consistorialrath” en overleed er den 14den Pebruarij 1855. Zijn belangrijkst geschrift is de: „Commentar über die Schriften des Evangelisten Johannes (1820--1832, 4 dln; 34e druk 1842—1856)”, terwjjl hjj talrijke verhandelingen plaatste in godgeleerde tijdschriften.
