Onder dezen naam vermelden wij:
Lancelot, bijgenaamd van de Zee, een der helden van den sagenkring van koning Artur en de ridders der tafelronde. De afzonderlijke sagen van zijne wapenfeiten loopen sterk uiteen. Volgens de Noord-Frankische overleveringen was hij na den vroegtijdigen dood zijns vaders opgevoed door de toovergodin Viviana, de vorstin van de zee, zoodat hij aan deze zijn bijnaam ontleende, en vervolgens aan het Hof van Artur gebragt, waar hij onder de ridders opgenomen werd. Zij ondersteunde hem ook bij alle avonturen, waarin hij gewikkeld werd wegens zijne liefde jegens Giniévra, de gemalin van Artur, en wegens den haat, dien Morgane, de door hem versmade zuster van Artur, tegen hem koesterde, en toen Mordred, op wien hij den moord van Artur wilde wreeken, hem doodelijk gewond had, ving zij het leven op van zijne lippen. — De sage van Lancelot werd in de middeneeuwen uit het noorden van Frankrijk , waar de trouvère Chrétien de Troyes haar behandelde, wijd en zijd verbreid. — Een Fransch gedicht, waarin evenwel de sage op eene geheel andere wijze is voorgesteld, ligt desgelijks ten grondslag van den Duitschen „Lancelot”, door Ulrich von Zatzikhoven uit Thurgau tegen het einde der 12de eeuw gedicht en door R.A. Hahn (1845) uitgegeven. Eene Nederlandsche bewerking naar het Fransch van Gautier Map is geleverd door Jonckbloet (1846—1849, 2 dln).
Lancelot-Blondeel, een verdienstelijk schilder, geboren te Brugge in 1495. Aanvankelijk was hij tot metselaar bestemd, maar vond meer behagen in het vervaardigen van bouwkunstige teekeningen, zoodat hij weldra het palet ter hand nam. H{j schilderde veelal bouwvallen en branden. Voorts vervaardigde hij blazoenen voor de rederijkerskamer te Brugge, welke echter in 1775 door de vlammen zijn vernield. In de kerk van St.
Jacob aldaar vindt men een stuk van zijne hand, den marteldood van St. Cosmas en St. Damianus voorstellende. Ook heeft men van hem enkele gravures en houtsneden. Hij overleed te Brugge in 1560.