Kügelgen (Gerhard von), een historie- en portretschilder, geboren den 25sten Januarij 1772 te Bacharach aan de Rijn, werd met zijn tweelingsbroeder Karl, van wien men hem bijna niet onderscheiden kon, op 15-jarigen leeftijd geplaatst op het Jezuïeten-gymnasium te Bonn. Eerst na verloop van 2 jaren, toen hun vader overleden was, ontvingen zij van hunne moeder verlof om zich aan de kunst te wijden. Ondersteund door den Keurvorst van Keulen, begaven zij zich in 1791 naar Rome, en toen wegens den omwentelingsoorlog de geldelijke bijdrage wegbleef, ging Gerhard in 1795 met een jongen Lijflander naar München, om door het schilderen van portretten in zijn onderhoud te voorzien, terwijl Karl te Rome achterbleef en er de gunst verwierf van lord Bristol. Ook aan Gerhard viel vervolgens dat voorregt ten deel, en in September 1795 vertrok deze naar Riga, werwaarts zijn broeder hem later volgde.
Te zamen bezochten zij voorts Petersburg, waar Karl van czaar Paul eene benoeming ontving, met een jaargeld van 3000 roebels. Eenige jaren daarna traden zij in het huwelijk met 2 zusters, en daar deze van adel waren, zorgden de broeders, dat ook zij in hun adellijken rang werden hersteld. Toen Karl hierop in 1803 eene reis volbragt naar de Krim, ging Gerhard naar zijn vaderland en naar Parijs, en koos na het overlijden zijner moeder (1805) Dresden tot woonplaats. Hier viel hij door de handen van een roover en moordenaar op den 27sten Maart 1820. Hij onderscheidde zich door eene dichterlijke compositie, ideale vormen en een levendig coloriet. — Zijn broeder Karl toefde meestal op het landgoed van zijn zwager, den vrijheer von Manteuffel, te Kurküll in Lijfland en des winters in Petersburg, totdat hij in 1827 naar Reval trok, waar hij den 9den Januarij 1832 overleed. Hij schilderde voor keizer Alexander onderscheidene landschappen uit de Krim en uit Finland, en gaf eene „Malerische Reise in die Krim (1823)” in het licht.
