Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Krylow

betekenis & definitie

Krylow (Iwan Andrejewitsj), een beroemd Russisch fabeldichter, geboren den 13den Februarij 1768 te Moskou, ontving aanvankelijk onderwijs te Twer van zijne moeder, terwijl hij van een Franschman aldaar het Fransch leerde. H{j las alle boeken, die hij magtig kon worden en vierde den vrijen teugel aan zijne verbeelding. Vooral dramatische werken maakten een diepen indruk op zijn gemoed, en reeds op 16-jarigen leeftijd schreef hij de opera: „De koffijwigchelares”, die hem te Twer begunstigers bezorgde, door wier bemiddeling hij in 1785 een ambt te Petersburg ontving. In 1786 voltooide hij het treurspel „Philomela”, verloor in 1788 zijne moeder, aanvaardde vervolgens eene betrekking in het kabinet der Keizerin, doch nam 2 jaren daarna zijn ontslag, om zich uitsluitend aan de beoefening der letteren te wijden.

Reeds in 1789 had hij met Rachmanow, kapitein der garde, het plan opgevat, om voor gezamenlijke kosten eene drukkerij op te rigten, en zijn dagblad „De Post der geesten”, alsmede sedert 1792 „De Beschouwer” kwamen aldaar van de pers. In datzelfde jaar gaf hij, in plaats van laatstgenoemd blad, den „Petersburger Mercurius” in het licht, die echter weldra ophield te bestaan. Nu schreef hij blijspelen in proza, zooals: „De dolle familie (1793)”, — „De moedwilligen”, — „De dichter in de voorkamer (1794)”. Na den dood van keizerin Catharina geraakte hij in benarde omstandigheden, doch werd daaruit gered door vorst Galitzin, die hem in 1801 tot zijn geheimschrijver benoemde en medenam naar Riga. Eerlang echter zeide hij die betrekking vaarwel, toefde geruimen tijd op de goederen van Galitzin in Saratow en vertrok in 1806 over Moskou naar Petersburg, waar hij zijne vermaarde blijspelen: „De modewinkel” en „Eene les voor dochters (1807)” ten tooneele voerde, en zich eindelijk, door Dmitriew aangespoord, op 40-jarigen leeftijd aan de dichtsoort wijdde, welke hem onvergankelijken roem bezorgen zou.

In 1809 verscheen nu zijn eerste bundel „Fabelen (23 in getal)”, die grooten bijval vonden en waarop in 1811 en 1816 „Nieuwe fabelen” volgden. In 1811 werd hij lid der Russische Académie, in 1812 ambtenaar aan de Keizerlijke bibliotheek, in 1830 staatsraad, en ontving voorts talrijke eerbewijzen en jaargelden, zoodat hij in 1841, toen hij zijne betrekking nederlegde, uit de schatkist en de Keizerlijke kas een jaarlijksch inkomen trok van 11700 roebels. Op zijn 70sten verjaardag stichtte men te Petersburg uit vrijwillige bijdragen een Krylow-stipendium. Hij overleed op Wassilij-Ostrow den 21sten November 1844. Zijne „Fabelen” onderscheiden zich door een echt nationalen geest, door opgeruimde en goedhartige naïveteit; ze zijn in Rusland een volksboek geworden en vormen gewoonlijk het eerste leesboek der jeugd, zoodat zij in dure en goedkoope uitgaven onder alle standen zijn verspreid.

< >