Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kruizemunt

betekenis & definitie

zie Munt.

Krul Krul (Jan Hermanz.), een verdienstelijk Nederlandsch dichter, werd geboren te Amsterdam in 1602 en overleed in 1664. Hij was smid en dichtte veelal in den trant van Cats. In zijne verschillende werken, meerendeels opgenomen in zijn „Pampiere Wereld”, in 1644 in het licht verschenen en in verschillende formaten herdrukt, vindt men tallooze blijken van vernuft en gezond verstand, van deugd en godsdienstzin. Zijn stijl is hier en daar langwijlig, maar in het algemeen gemakkelijk, terwijl hij als los en bevallig minnedichter de voetstappen drukte van Hooft. Zijne tooneelspelen echter waren meestal ontleend aan de „Astrée” van d'Urfé. Hij schreef: „Wereldthatende Noodtsackelijk, bestaende in verscheyde liedtjens ende minnedichgjens (1627)”, — „Amstels Linde ofte ’t Hof der Nimphen (1627, 2 dln)”, — „Pampiere Wereld ofte wereldsche oefeningen, meest alle zijne werken (1644, 4 dln fo; 1646 in 12°; 1681 in 4°)”, — „Minnespieghel en weghwpser ter deughden (1639, 2 dln; 3de druk 1669)”, — „Vermakelijke ueren (1626)”, — „Eerlijcke tijtkortingen, bestaende in verscheyde rijmen (1634)”, — „Christelijke offerande en gheestelijke rijmen en zangen (1640)”, — „Minnepopjens, blij-eyndend spel”, — „Helena, op het spreeckwoordt. Dat d’Hemel t’samenvoeght, dat zal de mensch niet scheyden (1629; 2de druk 1635)”, — „’t Vonnis van Paris (1637)”, — „Diana, blij-eyndend spel (1634 ; 3de druk 1659)”, — „Tirannige liefde, blij-eyndend treurspel (1746)”, — „Alcip en Amaryllis, blij-eyndend spel (1639; 2de druk 1672)”, „Faustina, blij-eyndend spel (1639; 2de druk 1672)”, —„Celidon en Bilinde, blij-eyndend spel (1639; 2de druk 1672)”, — „Pastorel, blij-eyndend spel (1631; 4de druk 1647)”, — „Juliaan en Claudiaan, pastorel (1634)”, — „Rosemondt en Ranielis, blij-eyndend spel (1640; 2de druk 1641)”, — „Theodorus en, Dianira, treurspel (1634; 3de druk 1681)”, — „Hellevaert van Rodomondt (1645)”, — „Blinden minnaer van Smirne, tooneelspel (1648)”, — „Klucht van drooge Goosen (1651; 2de druk 1685)”, — „De Amsteldamsche vrijage, blij-eyndend spel (1628)”, — „Sellefstryt”, — „Rosilion en Rosaneire, blij-eyndend spel (1641)”, — en „Liefde-bloeijende offerande (1634)”.

Krammacher Krammacher. Onder dezen naam vermelden wij:

Friedrich Adolf Krammacher, een verdienstelijk Duitsch dichter, geboren te Tecklenburg in Westfalen den 13den Julij 1768. Hij was eenigen tijd rector te Meurs, daarna hoogleeraar in de godgeleerdheid aan de universiteit te Duisburg, aanvaardde in 1807 de betrekking van Hervormd predikant te Crefeld, en werd kort daarna predikant te Kettwich in Westfalen, — voorts in 1819 consistoriaalraad, Hofprediker en superintendent te Bernburg, en vertrok in 1824 naar Bremen. Op zijne hymne: „Die Liebe (1801)” volgden zijne: „Parabeln (1805)”, die grooten bijval vonden. Daarna schreef hij: „Apologen und Paramythien (1810)”, — „Festbuchlein, eine Schrift fürs Volk (1810, 2 dln)”, — het drama „Johannes (1815)”, — „Bibelkatechismus (13de druk 1854)”, — „Leiden, Sterben und Auferstehung unsers Herrn Jesu Christi. Zwölf Bilder von H. Goltzius gestochen, Anno 1598 (1817)”, — „Katechismus der christliche Lehre (1821 en later)”, — „St.

Ansgar. Die alte und die neue Zeit (1828)", — „Der Hauptmann Cornelius (1829)”, — „Das Leben des heiligen Johannes (1833)”, — en „Das Täubchen (4de druk 1859)”. Hij overleed den 14den April 1845. ‘ Gottfried Daniël Krummacher, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Tecklenburg den 1sten April 1774, studeerde te Duisburg, en stond vervolgens als predikant aan het hoofd der piëtistische partij. Hij schreef onder anderen: „Die Wanderungen Israels durch die Wüsten nach Kanaan (2 dln, 3de druk, 1850—1851)”, — „Hauspostille (1835)”, — en „Tägliches Manna (7de druk 1860)”, en overleed den 30sten Januarij 1837.

Friedrich Wilhelm Krummacher, de zoon van Friedrich Adolf en een voorstander der gestrengste regtzinnigheid. Hij werd geboren te Duisburg in 1796, vertrok als predikant bij de Hervormde gemeente in 1843 naar New-York, keerde weldra naar Elberfeld terug, zag zich in 1847 beroepen tot predikant in de Drievuldigheidskerk te Berlijn, werd in 1853 Hofprediker te Potsdam en overleed aldaar den lOden December 1868. Van zijne geschriften vermelden wij: „Elias der Thisbiter, nach seinem äussem und innern Leben dargestellt (3 dln, 5de druk, 1860)”, — „Elisa (1837—1841, 2 dln; 2de druk 1844—1845)”, — „Kirchliche Lehrstimmen (1846, 2 dln)”, — „Die Sabbathglocke (1851— 1858, 12 dln)”, — „Salomo und Sulamith (7de druk, 1855)”, — en de na zijn dood uitgekomene: „Selbstbiographie (1869)”.

< >