Kreyszig (F.), een verdienstelijk Duitsch letterkundige, geboren den 5den October 1818 op het landgoed Gottesgabe bij Mohrungen in Oost-Pruisen , ontving zijne opleiding bij zijn oom van moederszijde Kawerow, die te Jenkan bij Dantzig een opvoedingsgesticht had doen verrijzen. Nadat hij in 1832 zijn examen als leeraar had afgelegd, ontving hij eene betrekking op eene plaats aan de grenzen van Rusland. In 1838 echter begaf hij zich naar Königsberg om er in de geschiedenis en letteren te studéren. Nadat hij van 1843 tot 1845 aan de reaalschool te Wohlau was werkzaam geweest, ging hij in die betrekking naar Elbing en werd er in 1854 directeur der inrigting.
Zijne verkiezing tot directeur der reaalschool te Cassel in 1868 werd aanvankelijk door den minister von Mühler niet goedgekeurd. Toen laatstgenoemde echter, door de uitspraken der pers gedrongen, tot andere gedachten kwam, aanvaardde Kreyszig zijn ambt in 1869, maar belastte zich reeds in 1871 met het beheer der scholen van het Polytechnisch Genootschap te Frankfort. Hij schreef: „Geschichte der franz. Nationalliteratur (1851; 4de druk 1872)”, — „Justus Möser (1856)”, — „Vorlesungen über Shakspeare (1858—1860, 3 dln; 2de druk 1872)”, — „Vorlesungen über Faust (1865)”, — „Studien zur franz. Culturund Literaturgeschichte (1865)”, — „Vorlesungen über den deutschen Roman der Gegenwart (1869)”, — „Shakspeare-Fragen (1871)", — „Realismus und Realschulwesen (1872)”, — en een groot aantal opstellen in tijdschriften.