Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Knesebeck

betekenis & definitie

Knesebeck (Karl Friedrich, vrijheer von dem), een Pruissisch generaal-veldmaarschalk, geboren den 5den Mei 1768 op het kasteel Carwe bij Neu-Ruppin, was de telg van een oud-Brandenburgsch geslacht, trad op 14-jarigen leeftijd in dienst, was weldra officier, wijdde zich in zijne vrije uren te Halberstadt aan de studie der oude talen en zag er zich opgenomen in een letterkundig genootschap, waartoe ook Gleim behoorde.

Het jaar 1792 riep hem ten strijd, en hij onderscheidde zich in de veldtogten van 1792—1794, terwijl de hertog van Brunswijk hem diensten bij den generalen staf deed verrigten. In 1799 werd hij tot kapitein, in 1802 tot majoor bevorderd, en in 1803 door generaal Rüchel belast met het opmaken eener memorie omtrent de organisatie eener landmilitie. Tevens drong Knesebeek er op aan, dat de onteerende straffen bij het leger zouden worden afgeschaft, gelijk hij in het algemeen een edeler beginsel, namelijk de vaderlandsliefde, tot een prikkel der pligtsbetrachting wilde verheffen. Deze voorstellen echter, hoewel zij zeer de opmerkzaamheid des Konings wekten, leden schipbreuk op den tegenstand van den veldmaarschalk von Mollendorf.

Kort daarna werd Knesebeck bij den generalen staf verplaatst, zag zich in 1805 belast met eene diplomatische zending naar Cassel, kwam er in aanraking met Scharnhorst en ging over in het Pruissische leger. Gedurende den veldtogt van 1806 was hij adjudant bij generaal Rüchel. In den slag bij Auerstädt bevond hij zich in de nabijheid des Konings en behoedde dezen door zijne tegenwoordigheid van geest voor krijgsgevangenschap. Op den terugtogt werd hij met Gneisenau ter verkenning vooruitgezonden en ontsnapte hierdoor aan de capitulatie van Prenzlau. Gedurende den verderen veldtogt was hij verbonden aan het Russische hoofdkwartier en maakte er het plan voor den slag van Poeltoesk (26 December 1806). In 1807 werd hij luitenant-kolonel, doch nam na den Vrede van Tilsit zijn ontslag en leidde een rustig leven op zijn landgoed Carwe, totdat in 1809 de oorlog tusschen Oostenrijk en Frankrijk hem weder in de gelederen riep.

Aanstonds snelde hij naar Bohemen, doch een zijner vrienden trof hem uit onvoorzigtigheid met een schot in den arm, zoodat hij van zijn voornemen moest afzien. Na zijne herstelling vertoefde hij met geheime lastgeving des Konings in het hoofdkwartier van den Keizer en keerde na den slag bij Wagram naar zijn vaderland terug, waar Scharnhorst bij de reorganisatie van het leger de vroeger door Knesebeck geopperde denkbeelden in toepassing bragt. In 1811—12 werd hij naar Rusland afgevaardigd, in schijn om als bemiddelaar tusschen den Czaar en Napoleon op te treden, doch met den geheimen last om eerstgenoemde tot krachtigen weêrstand te bewegen. Het oorlogsplan — namelijk om een beslissenden slag te vermijden en het Fransche leger in het hart van Rusland te lokken — is door Knesebeck aan den Czaar voorgesteld, en niet zoozeer deze als de magt der gebeurtenissen heeft daaraan uitvoering gegeven. In den veldtogt van 1813 werd Knesebeck luitenant-generaal en eerste adjudant-generaal des Konings. Het staken van den slag van Bautzen op het juiste oogenblik en de geregelde aftogt waren zijn werk.

Gedurende den wapenstilstand, desgelijks door hem tot stand gebragt, voerde hij onderhandelingen te Weenen en ontving er van keizer Frans de belofte van toetreding tot het verbond der Mogendheden. Het operatieplan van den verderen veldtogt van 1810 en dien van 1814 werd door Knesebeck ontworpen. Na den vrede genoot hij bij voortduring het volkomen vertrouwen des Konings. In 1825 werd hij generaal der infanterie, in 1831 kommandérend generaal van het observatieleger aan de Poolsche grenzen, ontving bij zijn eervol ontslag den rang van generaal-veldmaarschalk, en overleed den 12den Januarij 1848. Zijne nagelatene geschriften bevinden zich in het archief van het Koninklijk Huis en zouden, zoo ze werden uitgegeven, eene belangrijke bijdrage leveren tot de geschiedenis van zijn tijd. Ook heeft Knesebeck eenige gedichten vervaardigd.

< >