Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kinschot

betekenis & definitie

Kinschot is de naam van een aanzienlijk Nederlandsch geslacht. Als stamvader vermeldt men Hendrik, heer van Breda, Schoten, Bergen-op-Zoom enz., die in 1098 leefde. Zijn nazaat Jan van Schoten, werd (omstreeks 1251) ’t Kint van Schoten genaamd, waarvan de naam Kinschot afkomstig is. Van de leden noemen wij:

Ambrosius van Kinschot, ridder, die van 1550 tot 1563 de belangrijke betrekking bekleedde van schatmeester van Maria, koningin van Hongarije en gouvernante der Nederlanden.

Hendrik van Kinschot, een zoon van den voorgaande. hij werd geboren den 31sten October 1541, studeerde te Leuven en te Parijs in de regtsgeleerdheid en was gedurende 40 jaren met roem als pleitbezorger te Brussel werkzaam, terwijl hij zich tevens met de vorming van jeugdige regtsgeleerden bezig hield en herhaaldelijk voor de betrekking van raadsheer bedankte. hij schreef: „Responsa sive consilia juris etc.”, uitgegeven door Valerius Andréas in 1633, en overleed in September 1608.

François van Kinschot, een zoon van den voorgaande. Hij was ridder en heer van Rivere, Wikette enz. en werd geboren te Brussel den lsten Mei 1579 of 1580. Na het voleindigen zijner regtsgeleerde studiën werd hij raadsheer in den Koninklijken Raad, griffier van de domeinen en financiën des Konings, in 1649 kanselier en zegelbewaarder van Brabant, en overleed den 3den Mei 1654, nadat hij ’s jaars te voren eene vermeerderde uitgave van ’t werk zijns vaders bezorgd had.

Gaspar van Kinschot, een zoon van Zeger van Kinschot. Hij werd geboren den 15den October 1552, studeerde in Duitschland in de regtsgeleerdheid, keerde bj de komst van Alva terug, werd raadsheer in het Hof van Brabant en thesaurier-generaal van prins Maurits, en overleed in 1620.

Nicolaas van Kinschot, een zoon van den voorgaande en geboren te Delft den 29sten Maart 1584. Reeds op 16-jarigen leeftijd hield hij te Leiden eene „Oratio panegyrica qua generatim fortissimi principis Mauritii etc. laudes speciatim vero conflictus prope Neoportum pertractatur”, welke in 1600 werd uitgegeven en voor wier opdragt hij van de Staten eene medaille ontving. Hg werd de opvolger van Hugo de Groot als fiscaal van Holland, onderscheidde zich door zijne gematigdheid, was daarna procureur-generaal, en werd in 1638 pensionaris van zijne geboorteplaats. Ook nam hij ter dagvaart bij afwezigheid van Cats het ambt van raadpensionaris waar, en overleed in October 1660.

Roeland van Kinschot, geboren den 16den November 1621. Hij was lid van den raad en leenhove Brabant, — daarna raadsheer in het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland, en overleed in 1701.

Caspar van Kinschot, een zoon van Lodewijk van Kinschot en geboren te ’s Gravenhage den 29sten November 1622. Hij legde zich met ijver toe op de fraaije letteren en op de Latijnsche dichtkunde, studeerde te Utrecht en Leiden, volbragt eene reis naar Zwitserland en Frankrijk, woonde in het gevolg van het Nederlandsch gezantschap de vredesonderhandelingen te Münster bij en vestigde zich in 1649 te ’s Hage, alwaar hij reeds tegen het einde van dit jaar of in den aanvang van het volgende overleed. Zijne „Poëmata in libris IV digesta”, in 1785 naar zijn handschrift in het licht gegeven, worden zeer geroemd. Ook schreef hij nog: „Panegyris in laudem celeberrimae Roterodamensium urbis (1638)’,.

Gerard Rudolf van Kinschot, een zoon van Gaspar van Kinschot. Hij werd geboren te Delft den 26sten October 1704, was secretaris van zijne geboorteplaats, alsmede baljuw, dijkgraaf en schout van Oudewater, en overleed den 7den Mei 1748. Hij leverde eene: „Beschrijving der stad Oudewater (1747)”.

Roeland van Kinschot, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Delft den 27sten Junij 1712, trad in krijgsdienst, was reeds in 1742 kolonel, onderscheidde zich in 1747 bij het beleg van Bergen-op-Zoom, werd krijgsgevangen, en overleed te Brussel den lOden November van laatstgenoemd jaar.

Gunther Jan van Kinschot, een kleinzoon van den voorgaande. Hij werd geboren omstreeks het jaar 1784, trad in krijgsdienst, werd als majoor in 1831 in een gevecht tegen de Belgen zwaar gewond en gevangen genomen, doch ontving het ridderkruis der Militaire Willemsorde, zag zich vervolgens benoemd tot luitenant-kolonel en militie-commissaris te Groningen, en overleed aldaar den 7den Februarij 1844.

< >