Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Isambert

betekenis & definitie

Isambert (François André), een Fransch regtsgeleerde en pleitbezorger, geboren te Aunay (Eure-Loire) den 30sten November 1792 en een kweekeling van graaf Lanjuinais, werd in 1818 advocaat en maakte zich zeer verdienstelijk door de uitgave van zijn „Récueil général des anciennes lois françaises depuis l’an 420 jusqu’ à la révolution de 1789 (1821— 1833, 29 dln)”, waarbij hij ondersteund werd door Crusy, Jourdan, Armet en Taillandier. Voorts leverde hij een „Traité du droit public et du droit des gens (1823, 5 dln)”, — een „Traité sur la voirie (1825—1830, 3 dln)”, — en een „Code électoral et municipal ou code des droits civiques (2de druk 1831, 3 dln)”. Gedurende de restauratie behoorde hij tot de oppositie en tot de vijanden der Jezuïeten, terwijl zijn naam verbonden werd met zeer belangrijke staatkundige regtsgedingen, waaromtrent men bijzonderheden vindt in zijne „Plaidoyers, dissertations et mémoires dans les causes célèbres de la restauration (1831, 3 dln)”. Reeds behoorde hij tot de hoofden der liberale partij, toen zijne pleitrede ten behoeve der Mulatten op Martinique zijn roem aanmerkelijk verhoogde.

Ook was hij met goed gevolg werkzaam als zaakgelastigde voor de Koloniën, aan welke hij belangrijke verbeteringen in wetgeving en beheer bezorgde. Als tegenstander der cléricale partij, weshalve men hem den bijnaam gaf van „papenverslinder”, was hij ook lid van de vereeniging der Tempelheeren. Toen de beruchte Ordonnanciën van 1830 verschenen, protesteerde Isambert in naam van den advocatenstand en nam ijverig deel aan de Julijomwenteling. Den 27sten Augustus van dat jaar zag hij zich benoemd tot lid van het Hof van Cassatie, nam de redactie der constitutie op zich en werd kort daarna lid van de Kamer van Gedeputeerden, alwaar hij zijn steun schonk aan het ministérie-Lafitte. Tijdens het bewind van Périer zat hij weder op de banken der oppositie. Schoon van vrijzinnige beginselen doordrongen, had hij vrede met de Julijregéring, en dit gaf velen aanleiding, hem van beginselloosheid te verdenken. Na de Februarij-omwenteling van 1848 zond het departement Eure-Loire hem naar de Constituante; hij nam zitting in het centrum der Republikeinen, doch werd bij het kiezen van afgevaardigden naar het Wetgevend Ligchaam niet herkozen. hij overleed den 13den April 1857. Hij schreef nog: „Recherches historiques sur le système électoral français (1830)”, — en met Lasteyrie, Condorcet-O'Connor en anderen : „Etat religieux de la France et de l’Europe (1843—1844)”. zijne „Pandectes françaises” zijn onvoltooid gebleven.

< >