Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Immermann

betekenis & definitie

Immermann (Karl Lebrecht), een Duitsch tooneeldichter en romanschrijver, werd geboren te Magdeburg den 24sten April 1796. Na het gymnasium aldaar te hebben bezocht, begaf hij zich naar de hoogeschool te Halle, doch voegde zich in 1813 bij de verdedigers des Vaderlands. Eene hevige zenuwkoorts belette hem echter deel te nemen aan den veldtogt van 1815, en na zijn terugkeer te Halle zag hij zich gewikkeld in de oneenigheden onder de studenten met betrekking tot de Burschenschaft, zooals blijkt uit zijn geschrift: „Ueber die streitigheiten der Studirenden zu Halle (1817)”, hetwelk op het Wartburgfeest verbrand werd. Weldra trad hij als referendaris in staatsdienst te Magdeburg, werd in 1823 auditeur te Münster en in 1827 landsgeregtsraad te Dusseldorf.

Hier nam hij op eene belanglooze wijze het bestuur van den schouwburg op zich. Het gelukte hem, uit zwakke deelen een goed geheel te vormen; doch dit laatste voldeed nog niet aan de eischen van het publiek, zoodat hij met groot geldelijk verlies afzag van zijne plannen. Terwijl hij voorts zich bezig hield met het schrijven van zijne „Memorabiliën (dl 1, 1840)” overleed hij onverwacht op den 25sten Augustus 1840. Hij had door zijne dramatische stukken een goeden naam verworven. Zijne treurspelen dragen de blijken, dat hij met vrucht de werken van Shakspere gelezen en herlezen heeft.

Zij onderscheid- en zich door juistheid van karakterteekening, door diepte van gedachten, doch tevens door eene zekere ruwheid. In het algemeen zijn zij beter geschikt voor de lezing dan voor de opvoering. Hij schreef: „Die Prinsen von Syrakus (een blijspel, 1821)”, — de 3 treurspelen: „Das Thal von Ronceval”, — „Edwin”, — en „Petrarca”, — voorts: „König Periander (een treurspel 1823)”, — „Ein ganz schön Trauerspiel von Pater Brey, dem falschen Propheten (1823)”, — het blijspel: „Das Auge der Liebe (1824)”, — het treurspel: „Cardenio und Celinde (1826)”, en het dramatisch gedicht: „Trauerspiel in Tyrol”, — het treurspel: „Kaiser Friedrich II”, — de blijspelen: „Die Verkleidungen (1828)” en „Die Schule der Frommen (1829)”, — de trilogie: „Alexis (1832)”, — de diepzinnige mythe „Merlin (1832)”, en het treurspel: „Ghismonda oder die Opfer des Schweigens (1839)”. Ook schreef hij „Das Papierfenster eines Eremiten (1822)”, — „Miscellen (1830)”, — „Reisejournal (1833— 1835)”, — „Gedichten (1825)” met een vervolg (1830)”, en het sprookje „Tulifäntschen (1830)”, — „Der im Irrgarten der Metrik umhertaumelnde Cavalier (1829)”, — „Epigonen (1836, 2 dln; 2de druk 1854)”, — en „Münchhausen (1838—1839, 4 dln; 3de druk 1861)”. Zijne „Gesammelte Schriften (1824— 1843, 14 dln)” werden met zorg uitgegeven.

< >