Idocras (De) is volgens Hardinger een pyramidale granaat en volgens Eichelberg een granatoliet, tot het tetragonale kristalstelsel behoorend. Zijn grondvorm is de regte quadratische zuil, meest met een octaëdrischen top, dikwijls ook met afstomping der kanten en hoeken tot eene ongelijk-achtkantige zuil.
Dit gesteente is slechts onvolkomen splijtbaar in eene rigting, evenwijdig aan de zijvlakken en aan de diagonalen der eindvlakken. Het is broos met eene hardheid van 6,5 en een soortelijk gewigt van 3,1 tot 3,4, met eene bruine, gele, groene of blaauwe kleur. Het is glas- of vetglanzig, doorzigtig en ondoorzigtig, en smelt voor de blaasbuis, terwijl het opschuimt, zeer gemakkelijk tot groen of bruin glas.
Groene idocras van den Oeral bevat volgens Magnus ruim 37% kiezelaarde, ruim 35¾% kalk, ruim 18% aluinaarde, ruim 4½ % ijzeroxyde, bijna 1½ % mangaanoxydule en ¾% talkaarde, — en bruine idocras van den Vesuvius volgens Karsten 37½ % kiezelaarde, bijna 33 ¾ % kalk, 18 ½ % aluinaarde, 6 ¼ % ijzeroxyde, 1/10 % mangaanoxydule en ruim 3% talkaarde.
Men onderscheidt edelen idocras, gekristalliseerd en rood, geel, bruin, groen of blaauw gekleurd, en gemeenen idocras (loboïet), doorgaans ongekristalliseerd. Hij komt voor in een gesteente aan den Monte-Somma, dat uit dolomiet, glimmer en granaat is zamengesteld, voorts in Tyrol, Zweden, Finland enz.