Hudde (Johan), heer van Waveren, een Nederlandsch wiskundige, geboren te Amsterdam in 1633 (volgens anderen in 1640), studeerde in zijne geboortestad in de regten en in de wiskunde, en begaf zich in 1659 ter voltooijing zijner studiën naar Saumur in Frankrijk. Te Amsterdam teruggekeerd, zag hij zich eerst tot schepen en in 1672 tot burgemeester gekozen, welke waardigheid hij daarna nog 19-maal bekleedde. Wegens zijne bekwaamheid in de wiskunde werd hem menige belangrijke taak opgedragen, zooals het toezigt op het leggen der Amstelsluis, in 1672 bij den inval der Franschen het stellen der inundatiën ter beveiliging der stad, het beramen van een ontwerp tot eene nieuwe waterkeering aan het IJ, enz. Hij was een groot voorstander van het stadhouderlijk bewind, —voorts bevriend met Descartes en met F. van Schooten, hoogleeraar in de wiskunde te Leiden.
Hij deed belangrijke ontdekkingen, die hij in een memoriaal opteekende, hetwelk door onachtzaamheid is verloren gegaan. Men heeft echter nog van ,hem: „De deductione aequationum”, — en „De maximis et minimis epistolae II”, welke laatste verhandeling vertaald en onder den titel „Méthode des tangentes” in het „Journal litéraire” van 1713 opgenomen is. Zijne: „Aanmerkingen over het bewijzen der eigenschappen van den cirkel” werden door van Schooten uitgegeven, terwijl hij in 1689 een werktuig uitvond om het water van de Amsterdamsche grachten te zuiveren. De beroemde Leibnitz bezocht hem te Amsterdam en getuigt, dat hij de eerste was, die eene volledige oplossing gaf van de quadratuur van den hyperbool, alsook van het vraagstuk om de vergelijking eener kromme te vinden, die door een onbepaald aantal punten kan getrokken worden. Hij overleed den 16den April 1704.