Houten (van). Onder dezen naam vermelden wij:
Cornelis van Houten, een Nederlandsch wis- en natuurkundige. Hij werd geboren te Zwammerdam in 1662, vergezelde als knaap zijn vader naar Keulen, waar deze predikant was bij de Staatsche afgezanten tot de vredesonderhandeling, bezocht het gymnasium te Gouda, voorts de hoogeschool te Utrecht, waar hij 4 jaar in de theologie en tevens in de wis- en natuurkunde studeerde, zoodat hij er op eene dissertatie: „De sono et de auditu”in 1685 den doctorsrang ontving, bragt nog 5 studiejaren door, werd in 1690 conrector te Haarlem, waar hij 11 jaar werkzaam bleef, en aanvaardde toen de betrekking van hoogleeraar in de wijsbegeerte aan de hoogeschool te Harderwijk. Hij werd er tot 5-maal toe bekleed met het rectoraat, sprak onderscheidene redevoeringen uit, schreef vermoedelijk: „Grondregelen der doorzigtkunde en perspectief (1704)”, en overleed den 27sten Augustus 1734.
Willem van Houten, een zeer verdienstelijk Nederlander. Hij werd geboren te Rotterdam den 24sten September 1778 en vergezelde als knaap vaak zijn vader, die als binnenloods voer. Hierdoor ontving hij eene uitgebreide practische kennis van de aangelegenheden der zeevaart. Weldra werd hij als leerling geplaatst in een aanzienlijk Rotterdamsch handelshuis, hetwelk hem later in eigendom ten deel viel. Een vertoef in Engeland bezorgde hem eene ongemeene vaardigheid in het gebruik der Engelsche taal.
Weldra werd hij makelaar en vestigde daarna met 2 zijner zonen een uitgebreiden handel in scheepsmaterialen te Rotterdam. Zijn vrijen tijd wijdde hij aan de studie der belangen van handel en zeevaart. In 1824 stichtte hij, door eenige weldadige ingezetenen van zijne woonplaats ondersteund, de „Zuid-Hollandsche Maatschappij tot redding van schipbreukelingen” en geruimen tijd was hij haar voorzitter, weshalve hem in 1854 uit naam zijner stadgenooten door prins Hendrik der Nederlanden een fraai voorwerp in zilver aangeboden werd. „The Royal Institution for the preservation of life from shipwrecks” te Londen schonk hem de gouden medaille voor het ontwerp eener doelmatige reddingsboot. Hij overleed den 2den Junij 1857. Van zijne geschriften noemen wij: „Het stoomwerktuig, deszelfs oorsprong, voortgang en zamenstelling, beschreven en toegepast op fabrieken, stoombooten en stoomrijtuigen (1830)”, — „De balans, of duidelijke voorstelling van de wijze van zamenstelling, de werking, de zuiverheid en de oorzaken van onzuiverheid van dit in zoo vele opzigten allerbelangrijkst en onmisbaar werktuig (1827; 2de druk 1831)”, — „De scheepvaart of eene duidelijke voorstelling van zaken, die daarop betrekking hebben of er mede in verband staan (1833)”, — „Beschrijving van den ijzeren spoorweg tusschen Liverpool en Manchester (1834)”, — „Wiskundige aardrijkskunde (1834)”, — „Mathematical geography (1834)”, — „Gedachten over het ontwerp tot oprigting van een entrepotdok te Rotterdam (1835)”, — „Reis van Rotterdam naar Londen, benevens eene beschrijving der laatstgenoemde stad (1836)”, — „De koophandel, bevattende eene volledige beschrijving der verschillende zaken, welke daarop betrekking hebben (1836)”, — „De Nederlandsche Handelmaatschappij, haar bestaan en -werking, in verband met den algemeenen handel beschouwd (1838)”,'— „Smokkelen, het onmisbaar gevolg van hooge en verbodsregten (1841)”, — „Blik op de handelskrisis in 1837 (1837)”, — „Reis naar Londen enz. (1851)”, — en „Nederlands koopvaardijvloot enz. (1853)”.
Samuël van Houten, een verdienstelijk Nederlandsch staathuishoudkundige. Hij werd geboren te Groningen den 17den Februari) 1837, ontving zijne opleiding op de school van Dikema te Hoogezand, studeerde te Groningen in de regten en promoveerde aldaar in 1859 op eene dissertatie: ,,Over de waarde”. Nadat hij zich te Groningen als advocaat gevestigd had, bleef hij zich wijden aan de studie der staathuishoudkunde en leverde, als vruchten van zijn arbeid, belangrijke opstellen in tijdschriften. Hij werd dan ook in 1869 gekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waar hij zich onderscheidde door zijn onvermoeiden ijver, door zijne groote scherpzinnigheid en door zijne geavanceerde gevoelens. Van hem is het initiatief afkomstig van het ontwerp tot regeling van den arbeid der kinderen, hetwelk tot wet verheven werd. Van Houten is in 1876 herkozen. Met Kerdijk en anderen redigeert hij het tijdschrift: „Vragen des Tijds”.