Hondekoeter is de naam van een aanzienlijk geslacht, hetwelk afkomstig was van de markiezen van Westerloo en wegens het omhelzen der Hervormde leer zijne woonstede uit de Spaansche Nederlanden naar Amsterdam overgebragt had. Tot dit geslacht behooren eenige beroemde Nederlandsche schilders, van welke wij noemen:
Gilles de Hondekoeter, geboren te Amsterdam en in 1627 als kunstschilder in het register van het St. Lucasgild te Utrecht ingeschreven. Hij schilderde eerst portretten in den trant van Savery en Vinckeboom en later dood gevogelte. Hij overleed in 1663.
Gijsbert de Hondekoeter, waarschijnlijk een broeder van den voorgaande. H}j werd geboren in 1613, had dezen tot leermeester, werd in 1627 als kunstschilder in het St. Lucasgild zijner geboorteplaats opgenomen, schilderde vooral hoenders op eene voortreffelijke wijze, en overleed in 1653.
Melchior de Hondekoeter, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Utrecht in 1636, woonde eerst te ’s Hage, waar hij in 1669 lid was der kamer Pictura, en leverde er als zoodanig een „Zeestukje met eenige schepen’’, hetwelk hij in 1661 met „Twee doode vogels, tegen een muur hangende” verwisselde. Nadat hij dit stukje in 1663 aan de Kamer vereerd had, vestigde hij zich te Utrecht, waar hij onder de leiding van zijn vader en van zijn oom Weeninx — echtgenoot van eene zuster zjins vaders — zoodanige vorderingen maakte in het schilderen van uit- en inlandsche vogels, dat men hem den bijnaam gaf van „Rafaël der dieren”. Immerzeel schreef van hem: „Paauwen, fazanten, kalkoenen, hoenders en andere vogelen, zoo levend als dood, schilderde hij met een meesterlijk penseel. Zijne ordonnanties zijn gevarieerd en rijk; zijn coloriet is waar en schoon.
Het zou bezwaarlijk zijn de natuur naderbij te komen. Er behoorde eene levendige verbeelding en een poëtische geest toe, om, zoo als hij deed, het pluimgedierte in zijne verschillende bewegingen en neigingen voor te stellen. Men vindt aangeteekend, dat hij een haan bezat, dien hij had weten te leeren hem met uitgespreide vleugelen tot modèl te dienen, en dat hij naar keuze met zijn maalstok dien wist te stellen naar dat hem zulks in zijne ordonnanties te pas kwam. Ook had hp eene groote verdienste in het schilderen van viervoetige dieren”.
Op ’s Rijks muséum te ’s Hage vindt men van hem 2 stukken met verschillend gevogelte, — één, waarop een raaf van zijne vederen beroofd wordt, — en een gezigt op de diergaarde van koning Willem III op het Loo. Op het Trippenhuis te Amsterdam heeft men van hem 2 stukken met levende vogels, — een bloemstuk met verscheidene planten, vogels en kapellen, — een stuk dood wild, — één met papegaaijen, andere vreemde vogels en apen, — een landschap met een dooden reiger, aan een boom hangende, doode eenden, patrijzen, een gans en jagtgereedschap, — een pendant met fazanten, een haas, paauwen enz., — en eindelijk een gezigt op eene hofstede met een pelikaan en nog eene menigte uitlandsche vogels. Dit laatste stuk is beroemd onder den naam „Het drijvend veertje” wegens eene keurig gepenseelde kleine veder, die op het water schijnt te drijven. Op kunstverkoopdagen worden zijne stukken duur betaald. Voorts heeft men van hem enkele etsen, alsmede teekeningen in waterverw. Hij overleed den 3den April 1695.