Herold (Louis Joseph Ferdinand), een verdienstelijk Fransch componist, geboren te Parijs den 28sten Januarij 1791, verkreeg eerst na den dood zijns vaders vrijheid om zijn aanleg voor de muziek te ontwikkelen. In 1806 werd hij leerling aan het Conservatoire, en oefende er zich met uitstekend gevolg onder Louis Adam in het klavierspel, onder Catel in de harmonieleer, en eindelijk onder Méhul in de compositie. Reeds in 1812 verwierf hij den grooten prijs met zijne cantate „Mademoiselle de Lavallière”. Nu toog hij op kosten van den Staat eerst naar Rome en toen naar Napels, waar zijne opera: „La gioventù di Enrico V” op het Teatro del Fondo met bijval ontvangen werd.
Toen hij in 1815 te Parijs was teruggekeerd, hielp Boieldieu hem voort door zijne medewerking tot het voltooijen van de opera „Charles de France”. Daarna werd een oorspronkelijk stuk van Herold, „Les rosières” in de opera comique vrij gunstig ontvangen. Hierop volgden „Les clochettes”, — alsmede eenige andere stukken, die niet veel opgang maakten. De geringe degelijkheid van den tekst was hiervan vooral de schuld, zoodat hij, eenigzins moedeloos, stukken voor klavier schreef en voorts werkzaam was als accompagnateur aan de Italiaansche opera. In 1823 bracht hij de opera „Le muletier" ten gehoore, welke hem een goeden naam bezorgde, — voorts „Lasthénie”, en eene met Auber vervaardigde gelegenheidsopera: „Vendôme en Espagne”. In 1824 schreef hij de opera „Le roi René”, en de operette „Le lapin blanc”. Eerst in 1826 echter behaalde hij met zijne bevallige opera „Marie” eene glansrijke zegepraal, doch zijne drukke bezigheid als chef de chant veroorloofde hem niet, haar aanstonds voort te zetten.
Eerst in 1829 trad hij weder op met de keurige operette „L’illusion”. Minder gelukkig slaagde hij het volgende jaar in „Emmeline”, terwijl in 1831 „Zampa” hem duurzamen roem bezorgde. Nadat hij met anderen deel genomen had aan het vervaardigen der opera „La marquise de Brinvilliers”, begon zijne gezondheid te wankelen. Met grooten ijver schreef hij nog „La médécine sans médécin” en „Le Pré aux clercs”, welke laatste, in December 1832 opgevoerd, algemeenen bijval vond. Hij overleed echter reeds den 19den Januarij 1833. Zijne half-afgewerkte opera „Ludovic” is vervolgens door Halevy voltooid.