Heckscher (Johann Gestav Moritz), in 1848 lid van de Duitsche Nationale Vergadering en van het Rijksministérie, werd geboren te Hamburg den 26sten December 1797. Nadat hij als vrijwilliger gediend had in den veldtogt van 1815, studeerde hij te Göttingen en te Heidelberg in de regten, vestigde zich als advocaat te Hamburg, en nam na 1840 door dagbladartikelen ijverig deel aan de staatkundige aangelegenheden. In 1848 werd hij afgevaardigd naar het voorloopig Parlement te Frankfort, waar hij zich door gematigdheid en omzigtigheid onderscheidde. Hij werd er benoemd in eene commissie, alwaar hij met ijver strijd voerde tegen de democratische linkerzijde.
Vervolgens zag hij zich gekozen tot lid van het Parlement, en in de commissie voor het volkenregt, waar hij verslaggever was, zocht hij eene doelmatige behandeling der zaken van Sleeswijk-Holstein te bevorderen. Als woordvoerder der deputatie, welke den aartshertog Johann als rijksbestuurder te Frankfort inhaalde, verwierf hij het vertrouwen van dezen, en werd in Julij 1848 in het Rijksministérie met de portefeuille van Justitie belast. Heckscher vergezelde dien Rijksbestuurder naar Weenen, en kwam vervolgens aan het hoofd van het departement van Binnenlandsche Zaken. Het sluiten van den wapenstilstand van Malmö door Pruissen was eene nederlaag voor het Rijksbewind, welke ook Heckscher trof. Het gelukte hem wel is waar, het verdrag te doen aannemen, maar hij was er aanmerkelijk door gedaald in de openbare meening. Hij werd geen lid van het nieuwe Kabinet, maar vertrok als gezant naar Turijn en Napels.
Na eene afwezigheid van 4 maanden keerde hij te Frankfort terug op een oogenblik, toen de Duitsche constitutie in behandeling was. Hij verklaarde zich tegen den Bondstaat en tegen de Unie met Oostenrijk, zooals von Gagern die verlangde, en spande zijne krachten in om in Februarij 1849 tegenover de voorstanders van het Pruissische erfkeizerschap de groot-Duitsche partij te organiséren. Hij ondernam met Sommaruga en Hermann eene reis naar Weenen, om er met de Oostenrijksche regéring in overleg te treden, doch zag zijne hoop door de Oostenrijksche grondwet van 4 Maart verijdeld, en beijverde zich nu, tijdens de volgende beraadslagingen in het Parlement, om een directorium tot stand te brengen. Tegen het einde van April van laatstgenoemd jaar keerde Heckscher naar Hamburg terug, en in Julij 1863 zond de Senaat van Hamburg hem als minister-resident naar Weenen, waar hij den 7den April 1865 overleed. Hij was een uitstekend pleitbezorger en behoorde tot de welsprekendste redenaars in de St. Pauls-kerk te Frankfort.