Harris (James), een verdienstelijk Engelsch letterkundige, geboren te Salisbury, den 20sten Julij 1709, was een neef van lord Shaftesbury en studeerde te Oxford en vervolgens te Londen in de regtsgeleerdheid. Na den dood zijns vaders kwam hij in het bezit van een aanzienlijk vermogen en wijdde zich aan de beoefening der oude letteren. Hij schreef: „Three treatises, the first conceming art, the second conceming music, painting and poetry, the third conceming happiness (1744)”, — en „Hennes or a philosophical inquiry concerning universal grammar (1751; 5de druk 1806)”.
Yan' 1761 tot aan zijn dood was hij lid van het Parlement, — voorts werd hij in 1762 lord der admiraliteit, in 1763 lord der schatkamer, en in 1774 secretaris der Koningin ; hij overleed den 22sten December 1780. Na zijn dood verschenen zijne belangrijke: „Philosophical inquiries (1782, 2 dln)”. Eene uitgave zijner gezamenlijke werken is bezorgd door lord Malmesbury (1801, 2 dln; 1803, 5 dln)”.