Hamadân, bij de Ouden bekend onder den naam van Ecbatana, eene stad in de Perzische provincie Irak-Adsjemi, 35 geogr. mijl ten west-zuidwesten van Teheran in het arrondissement Al-Dsjebal, eene met dorpen bestrooide vlakte aan den oostelijken voet van den hoogen Elwend of Arwend (de Orontes der Ouden), waarover een bergpas loopt ter hoogte van 2000 Red. el, is eene aanzienlijke plaats met ongeveer 70000 inwoners, die in Perzië bekend zijn wegens hunne ruwheid en hun geest van onafhankelijkheid. De verschillende wijken der stad zijn door poorten van elkander gescheiden. Men vervaardigt er fraaije tapijten. De verwerijen en looijerijen van Hamadân zijn beroemd en de handel met Loeristan is er aanzienlijk.
Men heeft er eene oude moskée met fraaije beeldhouwwerken; ook vindt men er het graf van den Arabischen arts en wijsgeer Ibn-Sina (Avicenna), die eenigen tijd de betrekking bekleedde van vizier van Hamadan. De stad is voorts door uitgestrekte bouwvallen omgeven. Het hedendaagsche Hamadan, in den Bijbel Achmata genaamd , werd in 641 door de Arabieren veroverd en gedurende den loop der eeuwen meermalen verwoest en uitgemoord. Sedert 1054 was zij de zetel der Seldsjoekiden. Bij Hamadan behaalde Ismaël Sofi in 1502 de overwinning op Moerad, den sultan der Osmanen, die echter in veel lateren tijd zich van haar meester maakten.