(calcaire grossier) Grofkalk is de oorspronkelijke naam van den kalksteen in het bekken van Parjjs, welke eene gemiddelde dikte heeft van 10 tot 12 Ned. el. Hjj dient er van ouds tot bouwsteen, en in de ledige ruimten der laag strekken de catacomben zich uit. Voor het grootste gedeelte bestaat hij uit overblijfselen van fossiele slakken en schelpdieren (muschelzand), gedeeltelijk ook uit de schalen van foraminiféren (miliolieten-kalk). Uit den grofkalk verkreeg Lamarck een groot aantal voorwereldlijke schelpen en in het daaraan grenzende gips van den Montmartre deed Ouvier zjjne belangrijke ontdekkking van uitgestorvene zoogdieren, welke hem en Brogniart leidde tot de vaststelling der tertiaire vorming.
Na dien tijd heeft men den naam van grofkalk ook gebezigd voor dergelijke kalkgesteenten in andere oorden; zelfs heeft men de geheele uit zeewater bezonkene tertiaire laag wel eens grof kalkvorming genoemd. De reeds vermelde catacomben zjjn ontstaan, toen de aangroejjende bevolking van Parjjs onderaardsche steengroeven opende, welke zich ten zuiden der Seine over een aanmerkelijken afstand uitstrekken. Instortingen van niet zeer vaste gewelven maakte er de burgers opmerkzaam op het gevaar, dat hen bedreigde, zoodat men die onderaardsche ruimten behoorlijk van steunsels voorzag. Daarna bragt men van de overvolle kerkhoven de beenderen van 25 geslachten naar die donkere holen, waar zjj hier en daar regelmatig zijn opgestapeld. Veiligheidshalve werden vervolgens de toegangen dichtgemetseld.