Gockingk (Leopold Friedrich Gunther von), een Duitsch dichter, geboren te Groningen den 13den Julij 1748, studeerde te Hallo in de regten, bekleedde achtereenvolgens eenige regterlijke_ en administratieve betrekkingen, en werd in 1802 geheimraad van den prins van Oranje-Fulda te Fulda. In 1789 was hij door Frederik Willem II in den adelstand opgenomen, waarna hij auf Daldorf und Günthersdorf achter zijn naam voegde. Eindelijk nam hij zijn ontslag uit alle openbare betrekkingen, en vestigde zich eerst te Berlijn en vervolgens te Wartenberg in Silezië, waar hij de goederen van de jongste prinses van Koerland bestuurde, en den 18den Februarij 1828 overleed.
Zijne „Gedichte (1780—1782, 3 dln, nieuwe druk 1818, 4 dln)” bevatten de „Poëtische Episteln”, waaraan hooge lof wordt toegekend. Ook zijne „Sinngedichte (1772, 2de druk 1778)”, alsmede zijne „Lieder zweier Liebenden (1777, 3de uitgave 1819)” worden zeer geroemd. Voorts bezorgde hij eene uitgave van de „Poëtische Werke (1817, 4 dln)” van Barnier, van het „Leben und Litterarischen Nachlasz (1820)” van Nicoldi, en van de „Keise nach London und Paris (1817)” van Bretschneider.
