Glins is de naam van een edel en aanzienlijk Friesch geslacht. Van zijne leden noemen wij:
Douwe van Glins, in 1518 door den Keizer aangesteld tot grietman van Menaldumadeel. Hij bewoonde de state Glins te Dronrijp, later het Blaauwhuis genaamd, en behoorde tot de 60 edelen, die den 22sten Junij 1515 met een eed Karel V als heer van Friesland huldigden. Hij overleed in 1522.
— Zijn zoon Taco werd in 1542 desgelijks grietman van Menaldumadeel en woonde op Hobbema-state te Dronrijp. — Laas van Glins, een zoon van Taco, volgde zijn vader op als grietman in 1545. — Haring van Glins, een broeder van Laas, had wel is waar Filips II gehuldigd, maar was een groot voorstander der vrijheid, zoodat hij zich openlijk tegen den kettermeester Lindanus en tegen de aanstelling van een bisschop te Leeuwarden verzette. Hij was mede-onderteekenaar van den brief, in 1565 aan den nieuwen aartsbisschop te Utrecht gezonden, waarin de Staten van Friesland, de Raad van Leeuwarden en de abten van Friesland de redenen mededeelden, waarom zij op bevel van den Praelaat niet te Utrecht verschenen waren.
Met vuur ijverde hij voor het Verbond der Edelen en wist in de vergadering van Gedeputeerde Staten de voorslagen van Caspar Robles met beleid van de hand te doen wijzen. Bij de geschillen wegens het bevelhebberschap over Friesland tusschen Schouwenburg en Batenburg, besliste hij ten gunste van eerstgenoemde en ontving van dezen eene aanstelling tot voorzitter van het Hof te Franeker. Weldra echter was hij genoodzaakt, in den barren winter van 1572 met Schouwenburg en andere edelen naar Emden te vlugten, waar hij kort daarna overleed.
— Douwe van Glins, een zoon van Laas en alzoo een neef van den voorgaande, behoorde desgelijks tot het Verbond der Edelen, nam de wijk en werd in 1568 door het Hof van Friesland verbannen, waarna hij zich op de schepen der Watergeuzen begaf, en een aanvoerder en gevreesd zeeroover werd. Waarschijnlijk was hij tegenwoordig bij de inneming van den Briel, doch niet lang daarna werd hij op de Friesche wadden door soldaten van Caspar Robles gevangen genomen, naar Groningen gebragt en met 4 zijner medgezellen onthoofd.
— Taco van Glins, een achterkleinzoon van Laas, werd geboren den 3den Julij 1619, studeerde te Franeker in de regten, woonde vervolgens te Slooten en daarna te Deventer, en zag zich den 14den Maart 1667 benoemd tot hoogleeraar in de regten aan de hoogeschool te Franeker, waar hij reeds in Februarij 1673 overleed. Behalve onderscheidene dissertatiën schreef hij: „Tractatus singularis de mora etc. (1647 en 1649)”, — „Libellus ad edictum Philippi II de re nautica de anno 1579 (1664)”, — en eene Nederlandsche vertaling van dit werk onder den titel: „Aenmerckingen ende bedenckingen over de Zeerechten enz. (1665)”.