Gleditsch (Johann Gottlieb), een verdienstelijk kruidkundige, geboren te Leipzig den 5den Februarij 1714, studeerde in zijne geboorteplaats en zag er zich eenigen tijd belast met de zorg voor den botanischen tuin der Académie. Op aanbeveling van Koning Frederik Willem I kwam hij in dienst bij den vrijheer von Ziethen te Trebnitz, werd vervolgens stadsgeneesheer te Lebus, en vestigde zich daarna te Frankfort aan de Oder, waar hij voorlezingen hield over botanie, physiologie en materies medica.
Hij zag zich benoemd tot lid der Académie van Wetenschappen te Berlijn, en in 1814 tot hoogleeraar in de ontleedkunde en directeur van den botanischen tuin aldaar. Een beroep naar Petersburg wees hij van de hand. Voorts maakte hij zich zeer verdienstelijk door het houden van voorlezingen over boschcultuur, en overleed den 5den October 1786.
Van zijne talrijke geschriften noemen wij slechts enkele, namelijk: „Catalogus plantarum, tam rariorum quam vulgarium, quae in horto domini de Ziethen Trebnizii coluntur etc. (1737)”, — „Methodus fungorum, exhibens genera, species et varietates cum charactere, differentia specifica, synonymis, solo, loco et observationibus (1753)”, — Vermischte physikalisch-botanisch-ökonomische Abhandlungen (1765—1767)”, — Pflanzenverzeichnisz zum Nutzen und Vergnügen der Lustund Baumgärtner u. s. w. (1773)”, — „Systematische Einleitung in die neuere Forstwissenschaft (1775, 2 dln)”, — en „Botanica Medica (1788—1789), 2 dln).
