Gap, de hoofdstad van het Fransche departement Hautes Alpes en van het voormalig graafschap Gapençois in Dauphiné, ligt 10 geogr. mijl ten zuidzuid-oosten van Grenoble in eene bekoorlijke vlakte, ten halve van grootsche berggevaarten omgeven en ongeveer 700 Ned. el boven de oppervlakte der zee. Zij is de zetel van een bisschop, van eene regtbank van eersten aanleg, van een cour d’assises en van een vredegeregt. Voorts heeft men er een godgeleerd seminarium, eene kweekschool voor onderwijzers, een collége, eene openbare boekerij, eene landbouwvereeniging enz. Tot de merkwaardigste gebouwen behooren er de hoofdkerk in spitsboogstijl en met een zeshoekigen toren versierd, het gebouw der prefectuur met het mausoléum van den connetable Lesdiguières, door Jacques Richier uit zwart marmer en albast sierlijk vervaardigd, het stadhuis, de schouwburg en een in 1832 gebouwde waterkom met eene waterleiding.
Men vindt er nog geen 10000 inwoners, en de voornaamste bronnen van bestaan zijn er de wol-, zijde- en katoenfabrieken, het slijpen van marmer, brandewijnstokerij, looijerij en pottebakkerij, benevens de handel in vruchten, vee, leder, wol en talk. De stad verheft zich op de plaats van het Romeinsche Vapincum, hetwelk door de Gothen, Longobarden en Saracenen verwoest is. Later in de middeleeuwen behoorde zij bij afwisseling aan de graven van Forcolquier, aan den bisschop, en aan den dauphijn van Vienne. Van 1264 tot 1828 is zij tot vijfmaal toe door aardbevingen geteisterd. in den Hugenoten-oorlog had zij veel te lijden, en in 1692 werd zij door hertog Victor Amadéus van Savoye ingenomen en door de vlammen verwoest.
