Fèval (Paul Henri Corentin), een Fransch romanschrijver, geboren te Rennes den 27sten September 1817, studeerde in zijne geboortestad in de regten, maar verliet na het verliezen van het eerste procés voor goed de pleitzaal en werd in 1838 commies bij een .bankier. Weldra echter besloot, hij zich aan de beoefening der letteren te wijden. Eenige artikels in den „Nouvelliste" vonden bijval. Daarna schreef hij een aantal vaudevilles, en eindelijk bezorgden zijn verhaal „Le club des Phoques” in de „Revue de Paris” van 1841 en de roman „Les chevaliers du firmament” hem zooveel toejuiching, dat de meest-gelezene dagbladen hem om bijdragen verzochten voor het feuilleton. Toen verscheen de „Le loup blanc” in den „Courrier Français” van 1843, en dit stuk was oorzaak, dat eenige speculanten hem de vervaardiging opdroegen van „Les mystères de Londres (1844, 11 dln)”, mits hij die onderteekende met den Engelschen naam van Francis Trollope; dit werk beleefde in korten tijd 20 uitgaven.
Daarna verscheen van hem in „L’Epoque” de roman „Le fils du Diable (1847)”, — in het „Journal des Débats” eerst „La quittance de minuit”, en daarna „Les amours de Paris”. Na de Februarijomwenteling van 1848 zocht hij dagbladen te stichten, waarin hij echter niet gelukkig slaagde. Ook zijne tooneelstukken vonden niet veel bijval, met uitzondering van „Le fils du diable”, dat 120-maal achtereen werd opgevoerd. Voorts schreef hij eene „Histoire des tribunaux secrets (1851, 8 dln)”, terwijl ook eene „Histoire des ministres”, en eene „Histoire du gouvernement parlementaire” van hem aangekondigd werden. Eindelijk leverde hij aan de „Presse” den eindeloos uitgesponnen roman „Madame Gil Blas, on mémoires d'une femme de notre temps”, — voor den „Siècle” schreef hij „Le bossu”, — en voor den „Pays” de „Errants de nuit” alsmede de „Compagnons de Silence”. De laatste 4 romans werden tegelijker tijd door hem bezorgd.
