Föhn of föhnwind noemt men in de bergstreek van Zwitserland, bepaaldelijk in het dal van Altorf en in het canton Uri een zoelen, vochtigen wind, dien men als eene voortzetting van den sirocco beschouwt. De föhn wordt gewoonlijk aangekondigd door een nevelachtigen, warmen, kalmen dampkring. Dan verheft zich in de hoogere gewesten der lucht een noordewind, die weldra voor den uit het zuiden aanrukkenden föhn wijken moet. De dieren worden onrustig, en ook de menschen gevoelen eene zekere neerslagtigheid.
In den zomer verwelken de bloemen, doch in de lente gaan de knoppen open, ontwikkelt zich het groen en smelt de sneeuw. De föhn kan, wat duur en hevigheid betreft, zeer ongelijk wezen. Nadat hij opgehouden heeft, begint het doorgaans te regenen.
