Fliedner (Theodor), de grondlegger van onderscheidene weldadige inrigtingen, werd geboren den 21sten Januarij 1803 te Epstein in het land van Nassau, studeerde te Gieszen en Göttingen en vervolgens op het seminarium te Herborn, en werd aanvankelijk huisonderwijzer en in 1822 predikant bij de behoeftige Evangélische gemeente te Kaiserswerth.
Om een fonds te verzamelen voor de kerk, de school en de armen, volbragt hij eene reis door Nederland en Engeland, overal liefdegaven inzamelend. Getroffen door de zegenrijke werkzaamheid van vele vereenigingen in Engeland, stichtte bij bij zijne terugkomst het „Rheinisch-Westfälisch Gefängniszverein” te Düsseldorf, en in 1833 een asyl voor ontslagene vrouwelijke veroordeelden in zijne pastorie, — daarna eene bewaarschool (de eerste in Duitschland) te Düsseldorf, — en te Kaiserswerth eerst eene breischool en daarna eene bewaarschool (1836), benevens een seminarium voor bewaarschoolonderwijzeressen. Het meest heeft hij zich echter bekend gemaakt door de vernieuwing van het aloude ambt van diakonessen in de Evangélische Kerk. Nadat hij daartoe in 1836 eerst eene vereeniging had in het leven geroepen, opende hij den 13den October van dat jaar de eerste inrigting voor de diakonessen te Kaiserswerth, alwaar vervolgens vele zusters voor verpleging en voor onderwijs op bewaarscholen opgeleid zijn.
Daarmede verbond hij een ziekenhuis, hetwelk thans 170 bedden telt, een seminarium voor onderwijzeressen, een weeshuis voor meisjes, en eindelijk een gesticht voor krankzinnige vrouwen. Het diakonessenhuis te Kaiserswerth werd de moeder van vele andere en genoot weldra zoo groote achting, dat men zelfs in andere werelddeelen daaruit diakonessen verlangde. Fliedner zelf bragt in 1849 vier zusters naar Pittsburg in Noord-Amerika, en in 1851 een dergelijk aantal naar Jerusalem, waar hij een hospitaal en een opvoedingsgesticht deed verrijzen. Daarna ontstonden, als telgen van zijn diakonessengesticht, hospitalen te Constantinopel (1852), te Alexandria (1857), — opvoedingsgestichten te Smyrna (1853) en te Boekarest (1859), en een weeshuis te Beiroet (1849), terwijl door zijn invloed op talrijke plaatsen in Duitschland en ook te Florence dergelijke inrigtingen werden te voorschijn geroepen. In de jaren 1856 en 1857 deed hij nogmaals eene reis naar het Oosten, zette in weerwil van den ongunstigen toestand zijner gezondheid zijn werk met ijver voort, en overleed den 4den October 1864. Tegen het einde van dit jaar waren op meer dan 100 stations 430 zusters werkzaam, — in de groote gebouwen te Kaiserswerth werden dagelijks 500 tot 540 personen gespijzigd, en terwijl het kapitaal der stichting op 580000 thaler geschat werd, eischten hare behoeften eene jaarlijksche som van 60000 thaler. — De geschriften van Fliedner zijn meest van stichtelijken of opvoedkundigen aard. Daarvan vermelden wij het „Buch der Märtyrer (3 dln met een supplement)”.