Findlater and Seafleld (James, graaf van), een man, die zich jegens zijne tijdgenooten zeer verdienstelijk gemaakt heeft, werd geboren in 1749 op het ouderlijk kasteel te Cullen aan de grenzen der Schotsche Hooglanden.
Het grootste gedeelte zijner jeugd bragt hij door op het vasteland, voornamelijk aan de Hoven te Parijs, Weenen, Berlijn en Brussel, vertoefde daarna geruimen tijd in Engeland en Schotland, en woonde na 1790 bij afwisseling te Frankfort, Hamburg, Altenburg en Dresden, alwaar hij den 5den October 1811 overleed. Volgens zijne beschikking werd hij bij de kerk in het dorp Loschwitz bij Dresden begraven. Zijne landeigendommen in en bij Dresden vermaakte hij aan de familie Fischer aldaar, en zijne uitgezochte boekerij werd aangekocht door graaf Thun in Tetschen. Met een zonderling karakter verbond hij veel schranderheid, kennis en smaak, en in zijne woning vond men steeds een uitgezochten kring van talentvolle mannen en vrouwen uit eiken stand. Uitgewekenen ondersteunde hij op eene onbekrompene wijze.
Te Teplitz stichtte hij met graaf Clam een armenhuis, en zoowel daar als te Carlsbad droeg hij veel bij tot verfraaijing der plaats. De dankbare inwoners van Carlsbad deden daarom ter zijner eer eene obelisk verrijzen op een der toppen van den Waldrüken. De door hem aangelegde en naar hem genoemde wijnberg bij Dresden, die een prachtig uitzigt verschaft, werd door prins Albrecht van Pruissen aangekocht en in een vorstelijk buitenverblijf herschapen. Bij zijn dood is de titel van Findlater uitgestorven, doch die van graaf Seafield overgegaan op Lewis Alexander Grant, die met hem tot het geslacht der Ogilvies behoorde, doch reeds in 1840 door zijn broeder Francis opgevolgd word, wiens zoon, geboren in 1815, thans de 7de graaf van Seafield is.