Fauche-Borel (Louis), een bekwaam agent der Bourbons gedurende de groote Fransche omwenteling, werd geboren te Neufchatel in 1762. Aanvankelijk was hij werkzaam in den boekhandel van zijn vader en kwam op zijne reizen in aanraking met vele geleerde mannen, waardoor zijne eerzucht sterk geprikkeld werd. Toen hij zich bij den aanvang der Revolutie te Parijs bevond, waar hem een ellendig schotschrift ten nadeele der Koningin ter uitgave werd aangeboden, zond hij het haar toe. De vriéndelijke woorden, die hij tot loon zijner welwillendheid ontving, troffen hem zóó diep, dat hij het besluit nam, om zijn leven aan het Vorstelijk gezin te wijden.
Hij begon met het drukken en verspreiden van de manifesten der Prinsen en der uitgewekenen. Hierdoor werd hij bekend bij het Hof, en men bediende zich van zijne tusschenkomst, om met Pichegru in onderhandeling te treden, weshalve hij zich als boekhandelaar te Straatsburg vestigde. Hier werd hij wel is waar op last van het Directoire in hechtenis genomen, doch ook spoedig weder op vrije voeten gesteld, daar men geene verdachte papieren bij hem kon vinden. Met te grooter stoutmoedigheid ging hij nu voort op den ingeslagen weg, en hij verspreidde in 1797 de proclamatie, waarin Lodewijk XVIII eene constitutie beloofde aan het Fransche volk. Toen Pichegru de wijk had genomen naar Engeland, trad hij zelfs in onderhandeling met Barras omtrent de herstelling van den troon der Bourbons, en als gevolmagtigde van Lodewijk XVIII deed hij onderscheidene reizen naar bevriende Hoven, totdat de 18de Brumaire al zijne plannen vernietigde. Pichegru zond hem inmiddels weder naar Frankrijk, om er zich in betrekking te stellen met generaal Moreau; dit gelukte, maar hij zag weldra zijne pogingen verijdeld doordien hij plotselijk werd gevangen genomen. Na verloop van 18 maanden herkreeg hij, op voorspraak van den Pruissischen gezant, zijne vrijheid, doch onder voorwaarde, dat hij buiten de grenzen van Frankrijk moest blijven. Niettemin verspreidde hij na de troonsbeklimming van Napoleon het manifest van Lodewijk XVIII aan het Fransche volk.
Na den slag van Austerlitz werd eene commissie naar Berlijn gezonden, om hem in hechtenis te nemen, doch met hulp eener aanzienlijke dame ontsnapte hij naar Engeland. Omstreeks dien tijd geraakte hij in een langdurigen strijd met Perlet, een anderen agent der Bourbons. De wakkere Fauche-Borel had voldoende bewijzen in handen, dat Perlet een geheime spion van Napoleon was; niemand echter kon zulks gelooven, en zelfs tot in 1816 toe werden daarover vlugschriften gewisseld. De markies de Puisaye wierp zelfs op Fauche-Borel den smet van verraad, waarvan deze zich echter spoedig zuiverde. In 1814 verliet hij Engeland en trok met de Verbondene Mogendheden binnen Parijs.
Na den terugkeer van Napoleon werd hij uit Weenen met eene zending belast naar Lodewijk XVIII te Gent, doch zijne buitengewone geslepenheid maakte hem bij den Franschen minister Blacas zoo verdacht, dat hij te Brussel in de gevangenis geworpen en eerst door de bemoeijing van den Pruissischen gezant, graaf Goltz, op vrije voeten gesteld werd. Hierna ging hij geruimen tijd naar Engeland, en later als Pruissisch consul-generaal naar Neufchatel, doch zijne geboorteplaats was weinig ingenomen met zijne komst. De Bourbons, voor wie hij alles had ten offer gebragt, bejegenden hem voorts met groote ondankbaarheid; eerst Karel X verleende hem een jaargeld van 6000 francs. In zijne laatste levensjaren hield hij zich bezig met den landbouw, en overleed den 4den September 1823 ten gevolge van een noodlottigen val uit een raam. Zijne „Mémoires” zijn in 1830 in 4 deelen uitgegeven.