Faithorn (William), een Engelsch teekenaar en graveur, werd geboren te Londen in 1620 en overleed aldaar in 1691. Zijn leermeester was Peake. Vier jaar was hij onder diens leiding werkzaam, doch werd toen, in den burgeroorlog, door de opstandelingen gevangen genomen. In den kerker graveerde hij portretten.
Daar hij na het herkrijgen zijner vrijheid den eed aan Cromwell weigerde, moest hij in ballingschap vertrekken naar Frankrijk, waar hij de bescherming genoot van Marolles en Nanteuil. In 1690 keerde hij naar Londen terug, zorgde door een kunsthandel voor zijn bestaan en legde zich voorts toe op het gravéren. Hij heeft een groot aantal keurige kunstgewrochten geleverd, en hij schreef ook eene „Sculptura historico-technica or the history and art of engraving (1662)”. — Zijn zoon William, die door eene ligtzinnige levenswijs zijn vader veel verdriet veroorzaakte, was een gelukkig beoefenaar der zwarte kunst.