Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Exceptie

betekenis & definitie

In regten is bij ons de exceptie het middel van verdediging in het procés, berustende op het ontbreken van hoedanigheid bij eene der partijenden eischer of den verweerder —, en verder op alle zoodanige gronden, welke, den aangevoerden grondslag der vordering in zijne waarde latende, niettemin de toewijzing van den eisch moeten beletten.

Die gronden kunnen ontleend zijn aan voorschriften van regtspleging, of aan voorschriften van materieel regt, en in dit laatste geval zoowel onderstellen een eigen regt des verweerders, als het gevolg zijn van feiten, welke het ontstaan van het door den eischer beweerde regt verhinderen, of het reeds ontstane regt deden te niet gaan. De verdediging, op de aangeduide gronden gevoerd, is dan eene exceptieve te noemen, terwijl, in tegenstelling daarmede, de verdediging ten principale de tegenspraak omvat tegen den grondslag der vordering door ontkenning van zijn feitelijk of regtelijk element, behalve de bestrijding van de tot den grondslag der vordering behoorende hoedanigheid van eischer of gedaagde. De exceptie, dat eischer of gedaagde de hem toegeschreven hoedanigheid, b. v. van voogd, erfgenaam enz., mist, heet de disqualificatoire of exceptie van non-qualificatie. 't Betwiste feit in dit geval behoort tot den grondslag van de actie, tot de feiten, die onmiddellijk het regt doen ontstaan; het bewijs van de feiten berust hier dus op den eischer. Overigens hebben de meeste exceptiën tegenover de verdediging ten principale dit gemeen, dat zij middelen zijn van zelfstandige verdediging, en aan denzelfden regel van bewijslast zijn onderworpen, als de verdediging ten principale. De verweerder, die eene exceptie opwerpt, moet dus de daaraan te gronde liggende feiten bewijzen; hij wordt, voor zoover die exceptie betreft, eischer. Reus excipiendo fit actor, zie Bewijs.

De door gedaagde voorgedragen exceptie kan door den eischer weder op gelijke wijze worden bestreden, als gene zijne vordering tegensprak; de voordragt van den eischer weêr door den verweerder. Dit geschiedt in ons procèsregt door de acten van re- en dupliek, welke, na de conclusiën van eisch en van antwoord uitgebragt, de weêrlegging en tegenspraak der van over en weêr gedane sustenuën behelzen. De exceptiën worden onderscheiden, naarmate zij óf de wijze van procedéren óf het regt, waarover geprocedeerd wordt, betreffen. De eerste vloeijen voort uit voorschriften van regtspleging, het zoogenaamde forméle regt, de andere uit de bepalingen van het materiële regt. Deze onderscheiding valt zamen met eene andere, drieledige, die onmiddeliijk ontleend is aan het gevolg en de strekking der exceptiën, gelijk de benamingen declinatoire, dilatoire en peremtoire reeds te kennen geven. De aan het procés ontleende declinatoire zijn de zoodanige, waarbij alleen wordt beweerd, dat de regter, voor wien, of zooals de zaak voor hem is gebragt, niet bevoegd is, en daarvan dus geene kennis behoort te nemen. De gronden dezer soort zijn: a. onbevoegdheid des regters ten aanzien van den persoon des gedaagden, of ten aanzien der vordering, incompetentia ratione personae of ratione materiae; b. aanhangig geding (litispendentie), dat wil zeggen, dat over dezelfde zaak tusschen dezelfde partijen voor denzelfden of eenen anderen regter een geding wordt gevoerd; c. verknochtheid (connexiteit), wanneer de beslissing in een ander reeds aanhangig geding de beslissing, die thans bij nieuwe actie gevraagd wordt, van zelf insluit, en dus dit nieuwe procés overbodig maakt; d. nietigheid van dagvaarding; e. uitsluiting van appèl, cassatie enz., doordat de zaak daarvoor in ’t geheel niet, of althans nu niet meer vatbaar is.

— De naam declinatoir komt in onze wetgeving niet voor: wel worden al de opgenoemde exceptiën door onze wet behandeld, en wordt van elke bepaald, wanneer zij moet worden voorgesteld. Alle zijn gegrond op regelen van regtspleging; alle moeten worden voorgesteld vóór alle andere weeren, d. i. verdedigingsmiddelen; de strekking van allen is, dat de regter zich onthoude van de kennisneming der vordering zelve. De exceptiën, welke het regt zelf, waarover geprocedeerd wordt, betreffen, en die ontleend zijn aan, en gegrond op bepalingen van materieel regt, zijn, of dilatoire, of peremtoire. Dilatoire (opschortende) zijn, overeenkomstig hare benaming, de zoodanige, waardoor beweerd wordt, dat het geëischte vooralsnog niet kan worden toegewezen, hetzij, omdat de tijd of de voorwaarde, waaraan ’t beweerde regt verbonden is, nog niet vervuld is, hetzij, omdat vooraf eenige andere proceduren moeten worden begonnen of ten einde gebragt. Hiertoe behoort b. v. de exceptie van uitwinning, door den aangesproken borg voorgesteld, dat de schuldeischer eerst den hoofdschuldenaar moet uitwinnen. Peremtoire (vernietigende) exceptiën zijn de zoodanige, welke do toewijzing van den eisch geheel of gedeeltelijk voor altijd beletten; zij hebben tot grond óf een eigen regt des gedaagden, óf eene betrekkelijke ontkenning van des eischers regt, óf ontstentenis van eene beweerde hoedanigheid. Op grond van het een of ander wordt beweerd, dat de eisch niet kan worden toegewezen. Eene tweede onderscheiding is die in persoonlijke en onpersoonlijke exceptiën; de laatstgenoemde kunnen door een ieder worden aangewend, tegen wien de vordering, waartegen zij gegeven zijn, wordt ingesteld, en aan ieder tegengeworpen, welke die vordering instelt: de laatste hebben eene meer beperkte werking, en zijn aan een of meer bepaalde personen verbonden.

De algemeene werking is regel. Bij de vraag, of de exceptie tegen en aan erfgenamen, of bijzondere opvolgers overgaat, is de beslissing afhankelijk van de vatbaarheid voor overgang van het regt, dat door de exceptie gehandhaafd wordt. De borg, die betaald heeft, kan b. v. de exceptie van minderjarigheid, welke de hoofdschuldenaar tegen de vordering kan inbrengen, niet opwerpen. De grond van iedere exceptie is het regt, tot welks handhaving of bescherming zij strekt. Zoo kan een regt tegelijkertijd door eene regtsvordering, actie, en door eene exceptie beschermd zijn. Van de laatste zal echter alleen gebruik kunnen gemaakt worden, als er van eene andere zijde eene regtsvordering is ingesteld. Het onderscheid tusschen eene actie en eene exceptie bestaat ook hierin, dat de eerste een zelfstandig middel is tot het aanvangen van een regtsstrijd; hij, die alleen de exceptie heeft, kan daartoe nimmer het initiatief nemen.

De exceptie kan ook het éénige verdedigingsmiddel zijn: b. v. de exceptio rei judicatae) van gewijsde zaak), waardoor gedaagde beweert, dat het geschil over dezelfde zaak tusschen dezelfde partijen reeds door eene regterlijke uitspraak is beslist. De strekking der exceptie is altijd eene tijdelijke of definitieve, geheele of gedeeltelijke afwijzing van den eischer. Die afwijzing van den eischer op grond eener exceptie pleegt in de practijk geformuleerd te worden in eene niet ontvankelijk verklaring van den eischer in, misschien beter met zijnen eisch, — non recevalle zeggen de Franschen, in tegenstelling van de ontzegging daarvan, welke gevraagd en uitgesproken wordt bij gegronde tegenspraak ten principale. Evenals bij de regtsvordering, wordt ook bij het voorstellen der exceptie vereischt, dat zoodanige feiten worden aangevoerd, aan welke de wet het met de exceptie bedoelde regtsgevolg verbindt. Dit is het gevolg van de zelfstandigheid van dit verdedigingsmiddel tegenover den grondslag van den eisch. Uitzondering hierop maakt alleen de exceptie van non-qualificatie, zooals boven is verklaard.

De exceptie, in den zin van het regt om daarmee eene actie te bestrijden, kan met het bestaan der regtsvordering zelve reeds aanwezig zijn, of eerst naderhand opkomen. De wet omschrijft duidelijk en breedvoerig, hoe, wanneer en in welke volgorde zij door den gedaagde kunnen of moeten worden opgeworpen. Het niet in acht nemen der voorgeschreven volgorde werkt vernietigend op het bestaan van sommige — vooral op die, welke haren inhoud aan de regelen van regtspleging ontleenen. Zij heeten in dat geval „gedekt". — Andere exceptiën, aan het materieel regt ontleend, gaan soms te niet met de actie, waardoor ’tregt gesteund wordt, b. v. door verjaring; soms overleven zij die actie, en kan hij, wien zij ten .dienste staat, daarvan ten allen tijde gebruik maken, zoolang hij niet vrijwillig van die bevoegdheid afstand heeft gedaan.

< >