Enteren noemt men in het algemeen het klimmen in het tuig van schepen, en in tijden van gevecht het aan boord klampen van een vijandelijk schip, waarbij een gedeelte der manschappen op dit laatste overgaat, ten einde het te veroveren.
Om de vaartuigen vast te houden, maakt men gebruik van eene soort van werp-ankers, enterdreggen genaamd, terwijl het volk bij het enteren gewapend is met enterbijlen, wier ijzer in de rigting van den steel met eene scherpe punt is voorzien, alsook met sabels en pistolen.
Bij de verbetering van het scheepsgeschut is het enteren meer en meer in onbruik geraakt; het is trouwens eene zeer gevaarlijke manoeuvre, daar de strijdende schepen wel eens losraken, waarna de enterdivisie verstoken is van elke versterking en tevens van de gelegenheid om terug te trekken, zoodat alsdan hare nederlaag en daarna ook die van het van een deel zijner bemanning beroofde schip zelden twijfelachtig blijft.