Ellesmere (Francis Egerton, graaf), een Engelschman, die zich onderscheidde door zijne liefde voor kunst en wetenschap, was de tweede zoon van den hertog van Sutherland, die van zijn oom Francis Egerton, den laatsten hertog van Bridgewater, eene kostbare verzameling van schilderijen en een aanzienlijk vermogen erfde.
Lord Francis Leveson-Gower, gelijk hij aanvankelijk genoemd werd, aanschouwde het levenslicht op den 1sten Januarij 1800, genoot eene uitmuntende opvoeding en zag zich gekozen tot lid van het Parlement. Eene reis op het Vasteland boezemde hem smaak in voor de Duitsche letterkunde, en hij vertaalde den „Faust” van Göthe in Engelsche verzen (1824). Op staatkundig gebied behoorde hij tot de gematigd-conservatieve partij en bekleedde in het ministérie Wellington (1829—1830) de betrekking van secretaris voor Ierland. Na den dood zijns vaders (1833) kwam hij in het bezit van het majoraat Bridgewater, waarna hij den naam Egerton aannam. Hij ondersteunde het ministérie Peel, en zag zich in 1846 verheven tot viscount Brackley, graaf Egerton en tot pair.
Op zijn last werd het volgende jaar onder toezigt van Barry, de architect van het Westminster-paleis, een aanvang gemaakt met het bouwen van een prachtig hotel Bridgewater-house in het St. James-Park; het was in 1850 voltooid. Hier plaatste hij zijne kostbare kunstgewrochten en stelde op bepaalde dagen zijne verzameling ter bezigtiging van het publiek. Hij nam voorts deel aan de nasporingen der „Archaeological Society” en was een der voorzitters van de commissie tot reorganisatie van het Britsch Muséum.
Na eene reis naar de Middellandsche Zee gaf hij zijne „Mediterranean Sketches (1843)” in het licht en schreef voorts, behalve eene reeks van opstellen in het „Quarterly Review (1834—1854)”, een „Guide to Northern archaeology (1848)”. Van zijne dichtwerken vermelden wij „The pilgrimage (1856)”, terwijl hij vertalingen leverde van Duitsche, Fransche en Italiaansche gedichten. Hij was voorzitter der Engelsche commissie voor de tentoonstelling te New-York (1853), ontving na zijn terugkeer de orde van den Kouseband, en overleed den 18den Februarij 1857. — Zijne titels en goederen vielen ten deel aan zijn oudsten zoon George Granville Francis Egerton, geboren den 15den Junij 1823, lid van het Parlement en overleden den 19den September 1862, — en daarna aan den zoon van laatstgenoemde, Francis Charles Granville Egerton, geboren den 5den April 1847.