Eene zeestad en belangrijke handelsplaats aan de westkust van Arabië, is de haven van het 10 geogr. mijl van daar verwijderde Mekka. Zij ligt aan de Roode Zee in eene barre, onvruchtbare vlakte, doch is goed gebouwd, door een nieuwen muur omringd, en door een kasteel met 10 vuurmonden gedekt.
Tot de voornaamste gebouwen behooren er het kasteel van den Turkschen gouverneur, het tolhuis en eenige moskeeën. De haven is met koraalbanken bezet, en het binnenloopen niet zonder gevaar. Men vindt er geene tuinen of bouwgronden, en men gebruikt er om te drinken regenwater, hetwelk in bakken bewaard wordt. De bevolking, 20- of 30000 zielen groot, is eene zeer gemengde. Hier vereenigen zich de bedevaartgangers op hunnen togt naar de heilige stad en bevorderen er den handel, zoodat men er zelfs Fransche en Britsche consuls aantreft.
Men houdt haar voor eene van de rijkste koopsteden van Turkije; zij is trouwens de stapelplaats van den handel tusschen Arabië en de tegenovergelegene Afrikaansche kust, en er komen jaarlijks althans 30 schepen uit Bombay, Soerate en Calcutta. Belangrijke handelsartikelen voor den uitvoer zijn er parelmoer, Arabische gom, koraal, koffij, dadels, Mekka-balsem, katoen, leder, enz., —Terwijl er graan, rijst, boter, olie, tabak, muskus, specerijen, teakhout, kokosnoten, moesselin, shawls, kleederen en slaven worden ingevoerd. Sedert 1840 is de stad onderworpen aan de Turksche heerschappij. Den 15den Junij 1858 werden er vele Christenen door de Mohammedanen vermoord, en ook de Engelsche viceconsul Page en de Fransche consul Eveillard deelden in dat lot. Dientengevolge werd de stad bij herhaling door het Britsche oorlogschip „Cyclop” gebombardeerd, waarna de Turksche landvoogd elf der schuldigen deed ter dood brengen.
